(Familieblad No. 10 – september 1977, blz. 180 - 186)
"HEil dan die broed'ren, wier jongelingskrachten
eens dit heiligdom stichtten, Minerva gewijd!
Hun naam zij gezegend door alle geslachten,
wie Hier immer Na ons eens de feestvreugd verblijdt"
1)
JAN JACOB LODEWIJK TEN KATE(1841)
Evenzo als zich nog heden ten dage in onze grotere
Hollandse steden clubs vormen van inwoners van b.v. Twentse, Zeeuwse of Friese
origine, bestonden er in de zeventiende eeuw aan de Nederlandse hogescholen
verenigingen van studenten, die uit een bepaalde landstreek afkomstig waren.
Onder al deze "collegia nationalia"
of "provinciale collegiën" waren de
verenigingen der Gelders-Overijsselse studenten, waaronder zich ook enkele
Drenten schaarden, vermoedelijk gezien de grote menigte aan adel, die in deze
provincies woonde, de sterkste. In Leiden worden deze "collegiën"
reeds in 1629 verboden, omdat hun bijeenkomsten dikwijls aanleiding tot
allerlei straatrumoer bij nacht opleverden: “alwaer
dan groote wulpsheyt ende onmatigheyt gepleecht worden, waeruyt gemeynlyck twist ende gevecht,
selffs onder de eygen landsluyden, dicwils oick straetschenderie ende glassmyten, als zij, droncken
zijnde, scheyden ende naer huys gaen, volcht
ende ontstaet ..." 2), maar bet verbod mocht niet baten. In Utrecht worden de "collegiën" al kort na de oprichting der hogeschool om
zelfde redenen verboden. In overleg met rector en professoren worden zij daar
in
Deze Utrechtse Gelders-Overijsselse studentenvereniging
bezat een eigen lidmatenboek, waarin per folio van elk lid een door een vakman
geschilderd familiewapen voorkomt, eventueel voorzien van een wapenspreuk,
vergezeld van zijn eigenhandig geschreven naam met voornaam. Dit boekwerk, de
"Insignia nobilissimorum
ac doctissimorum dominorum Gelrerorum et Transysolanorum" (Blazoenen van de edelste, geleerdste
heren van Gelderland en Overijssel), aangevangen in 1635 en eindigend in 1671,
bestaat uit vier banden, waarvan de eerste drie in het eind der vorige eeuw in
Amersfoort aan het daglicht kwamen en het laatste in de dertiger jaren door de
bekende genealoog Willem Wynaends van Resandt in bet gemeentearchief van Kampen gevonden werd 6). De wapens hierin zijn in het algemeen
goed geschilderd. Wie op een of andere manier de kosten hiervoor niet betaalde,
kreeg een spotwapen: er werd een uil bij getekend, het wapen werd aan een galg
gehangen, e.d.
Zij, die geen familiewapen voerden, kregen een
fantasiewapen toebedeeld en zo kreeg dus onze A b r a h a m het wapen, dat nu
op de omslag van ons blad staat afgebeeld: "in azuur (blauw) boven elkaar
een wassenaar en een achtpuntige ster, beide van goud. Dekkleden en wrong: goud
en azuur. Helmteken: de ster van het schild" 7), te vinden op folio 91 van de tweede band. Het is volkomen
afwijkend van elk ons reeds bekend familiewapen van T e n C (K) a t e's!
Binnen drie jaren vertrekt onze A b r a h a m naar de
hogeschool van Franeker. Naar de reden van deze verhuizing kan men slechts
gissen. In de eerste plaats was bet vroeger gebruikelijk zijn studies aan meer
dan een universiteit te volbrengen, maar een andere mogelijkheid, waardoor de
Utrechtse senaat al gewaarschuwd had, was de opheffing in 1657 van, de
accijnsvrijheid van bier en wijn, die in 1653 voor de studenten was ingesteld,
waardoor vele studenten hun heil gingen zoeken in universiteitssteden, waar
deze accijnsvrijheid wél gehandhaaft bleef 8).
Uit het Franeker "Album studiosorum"
blijkt dan dat onze naamgenoot daar in 1659 werd ingeschreven, deze keer als
"Swollanus", Zwollenaar dus en bovendien
als "student in de rechten" 9).
Ook van deze universiteit is een wapenboek der Gelders-
Overijsselse studenten bewaard gebleven, echter zonder de wijde titel van het
Utrechtse, maar verder op een zelfde wijze uitgevoerd, zij het ook minder
fraai. In 1947 werd het uit particulier bezit aangekocht door de Prov.
Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden 10).
Merkwaardig genoeg is zijn wapen (op folio 12) hier iets
veranderd: de wassenaar is van zilver geworden en staat nu niet bóven een
achtpuntige ster, maar náást een zéspuntige ster van goud en hoewel het
wapenschild slechts één kleur heeft (azuur oftewel blauw), is het tóch door een
verticale lijn in twee helften gedeeld. De officiële beschrijving luidt dan als
volgt: "Gedeeld: I, in azuur een omgewende wassenaar van zilver; II. in
azuur een zespuntige ster van goud. Dekkleden: azuur, zilver en goud. Wrong:
zilver en azuur. Helmteken: de ster van het schild.
Onder het wapen heeft hij eigenhandig zijn naam
geschreven: A b r a h a m t e n C a t e
, Z w o l l a n u s en daaronder: 1659 d. 26 Augusti. Tussen beide regels verschijnt nu ook een
wapenspreuk: “Vivit post funera
virtus” (de deugd overleeft de dood).
Blijkbaar was zijn studie aan de Franeker hogeschool nog
niet voldoende om klaar te komen, want we vinden hem weer eens drie jaren
later, op 29 Maart 1662, voor een derde maal ingeschreven aan wéér een andere
universiteit, dit keer te Leiden 11).
Aldaar was de Gelders- Overijsselse studentenvereniging in 1660 geliquideerd,
zodat hij daar in het ook bewaard gebleven wapenboek niét meer voorkomt.
Ook hier heeft hij weer drie jaren lang gestudeerd (?),
maar deed er evenmin zijn doctorale examens, want in de lidmatenboeken der
Nederduits Gereformeerde kerk van de stad Zwolle (dl. 1, p. 14l) staat per
Sept. 1665 vermeld: "A b r a h a m u s
t e n K a t e n, student in de
rechten, komt met attestatie uit Leyden". Hij is
dus kennelijk niet afgestudeerd na zijn als zestien- of zeventienjarige jongeman
begonnen negen jaren geduurd hebbende studie in de rechten aan drie
verschillende Nederlandse universiteiten!
Op 4 Okt. 1674 gaat hij met attestatie van de Ned.Geref. kerk van Zwolle naar Ootmarsum om daar de
"schrijver van het Hof" te worden, een der lagere Twentse
rechtbanken, zo iets dus als griffier. Men zou uit deze gegevens kunnen
concluderen, dat hij van 1665 tot
Evenmin waar hij toen woonde. Wél leven er in die tijd
meerdere naamgenoten in die stad: zijn verwantschap met één van hen valt niet
aan te tonen 12). Het is daardoor
nog niet duidelijk geworden wié van onze families hem nu in zijn stamboom mag
onderbrengen. Het feit, dat hij niét doopsgezind is, zou erop kunnen wijzen,
dat hij in elk geval niét tot de Bornse familie
behoort, zij het dat hij óf uit overtuiging óf uit noodzaak om te kunnen
studeren gereformeerd werd, al is dit laatste twijfelachtig. Bovendien wensten
de doopsgezinden in die dagen op geen enkele wijze deel te nemen in rechtspraak
of enige andere vorm van landsbestuur.
Uit het midden der 17e eeuw zijn ons slechts twee
naamdragers bekend, die de voornaam A b r a h a m voeren, te weten de onderhavige
en degene, die in
Het in zijn studententijd aangenomen, ietwat Muselmanachtige familiewapen met de wassende maan en de
ster ernaast heeft geen
levensvatbaarheid gehad, want we komen het daarna nimmermeer tegen. Hij zal het
vermoedelijk alleen aangenomen hebben om mee te kunnen doen met de andere
studenten.
Zijn vader moet overigens wel vrij gefortuneerd zijn
geweest om zijn zoon in die dagen, toen er alleen nog maar schaarse beurzen
voor theologiestudenten bestonden, de luxe te kunnen permitteren negen jaar
lang aan drie verschillende hogescholen te "studeren". Men zou dan
haast weer gaan geloven dat onze A b r a h a m tóch van doopsgezinde huize was!
Bronnen en aantekeningen
1.
Couplet uit een feestgedicht op
de Utrechtse studentensociëteit, vervaardigd en zelf voorgedragen op 3 Juli
1841 door de bekende dichter- dominee Jan Jacob Lodewijk ten Kate (1819 -
1889); aanwezig in de bibliotheek van het gemeentearchief van Utrecht, cat. nr.
5185;
2.
Uit: M o l h u y s e n, P. C.,
Bronnen tot de geschiedenis der Leidse universiteit. 's-Rage (1918), dl. 2,
p.213 (bijlage 586);
3.
S i g a l, M. S. C., Een Geldersch-Overijsselsch studenten college te Utrecht in de
17e eeuw. Bijdr. Med.
Gelre, dl. 19 (1916), pgs. 98-ff;
4.
S c h u t t
e, 0., De wapenboeken der Gelders-Overijsselse studentenverenigingen. Zutfen (1975) spreekt in zijn inleiding (p. 9) over
"de sociale bovenlaag der drie gewesten" (Gelderland, Overijssel en
Drente);
5.
In het "Album studiosorum academiae Rheno-Trajectinae", in druk uitgegeven to Utrecht in 1886, p. 51 staat vermeld in Sept. 1656: Abrahamus ten Cate, Transisolanus;
6.
Het wordt bewaard in de
bibliotheek van het gemeentelijk archief van Utrecht onder cat. nr. 5171;
7.
De beschrijving is overgenomen
uit het sub noot 4 genoemde werk, p. 163;
8.
Zie: K e r n k a
m p, G. W., Acta et decreta senatus. Utrecht (1936), dl. 1, pgs. 1, pgs. 286 en 300;
9.
In het "Album studiosorum academiae Franekerensis" in druk uitgegeven te Franeker in 1968,
p. 177 staat op 20 Juli 1659 als nr. 6047 vermeld: Abrahamus
ten Cate, Swollanus, jur.;
10.
Het wordt bewaard onder cat.
nr. Hs 674 en niet, zoals S c h u t t e (zie noot 4),
vermeldt onder nr. Hs 647. De wapenbeschrijving is aan hem ontleend (p. 201);
11.
In het "Album studiosorum academiae Lugduno-Batavae 1625 - 1875", in druk verschenen te
's-Hage in 1875, p.496: "29 Maart 1662: Abrahamus
ten Cate, Swollanus, 23 ann.".
Wij mogen dus aannemen dat hij in 1639, uiterlijk in 1640 geboren is;
12.
In de fiches van het Zwolle
gemeentearchief, dat nog niet volledig verwerkt is, komen naast een aantal
reeds in verband gebrachte naamgenoten nog een aantal onbekenden voor, t.w.:
·
Aaltje ten Cate, jonge dochter te Zwolle in 1666/'67 en
in 1682 weduwe van Hans Steenstraat in de Papenstraat ;
·
Cunneken ten Cate, wonende te Neede, die op 23 Apr. 1638 te Zwolle huwt met Jan Klaasz. Brouwer (haar vader is Christoffel ten Cate van
Neede) ;
·
Lambert ten Kate, die op 12 Feb. 1698 te Zwolle van het
armbestuur een doodkist krijgt om begraven te worden, die moeilijk te
associëren valt met de enige uit die tijd bekende Lambert Teunisz.
ten Cate (nr. 7 op p. 6 van ons blad), tenzij er ergens een ramp gebeurd moet
zijn!
·
De Anthoni ten Cathe, "mennist", die
op 22 Jan. 1647 het burgerrecht van Zwolle verwerft en op 18 Jan.
13.
De verdere dragers van de
voornaam Abraham, die vrijwel alle ontleend zijn aan de bekende stamboom der
Willinken, zijn alle ná 1662 geboren en behoren tot jongere generaties.
NB. In 2015 werd de juiste afstamming van Abraham ten
Cate gevonden. Zie de genealogie van de familie Ten Cate tak Neede/Eibergen prsnr. 1269.