(Familieblad No. 11 – nov 1977, blz. 244 - 246)
De Bornse stoomgrutterij Erven Wed.
A. ten Cate.
Dit
is de naam van het oudste bedrijf hier ter plaatse, een bedrijf dat in de
wandeling doorgaans “De Grutter” wordt genoemd en bovendien het bedrijf, dat de
naam Borne een bekende klank heeft gegeven niet
alleen in ons eigen Twente, doch in het gehele land tot zelfs buiten onze
landsgrenzen, want de producten van de stoomgrutterij
(het is niet alleen meel, zoals velen menen) worden veel gevraagd zowel in
binnen- als buitenland.
Het
is ook de Bornse Stoomgrutterij
die oorzaak is geworden dat wij Bornezen een bijnaam
hebben gekregen, een naam die wij overigens met ere kunnen dragen, want wanneer
de kwaliteit van de Bornse inwoners gelijk is aan de
kwaliteit van de Ten Cate producten, dan kunnen we ons overal rustig vertonen.
Toen de Bornse Stoomgrutterij
haar meel in de Twentse plaatsen ging brengen, duurde het niet lang of elke
inwoner van Borne werd genoemd.
Zoals
gezegd is de firma ten Cate het oudste bedrijf in onze gemeente. Ruim twee
eeuwen geleden, om precies te zijn in het jaar 1744, begon wijlen
de heer
In
de eerste jaren van haar bestaan werd uitsluitend boekweit verwerkt en dit wekt
geen verwondering als men bedenkt dat een 200 jaar geleden in en om Borne zeer veel boekweit werd verbouwd. De grond was toen
nog niet in cultuur gebracht en het grootste gedeelte van de omgeving van Borne bestond uit heidegrond. Het verbouwen van boekweit
vereiste weinig agrarische kennis. Men koos voor dit doel een stuk heidegrond
uit, dat in brand werd gestoken, waarna vervolgens de boekweit over de verbrandde heide werd uitgezaaid. Hierna had men met de
verbouw geen moeilijkheden; was de boekweit rijp, dan kon de oogst worden
binnengehaald. Op de afgebrande heide kon men echter niet ieder jaar boekweit
verbouwen, doch slechts één keer in de zeven jaar. Had men de oogst
binnengehaald dan liet men de grond 7 jaar lang liggen. In deze periode kwam de
heide weer op, maar waren de “zeven magere grondjaren” om, dan herhaalde zich
het spel van zaaien en oogsten. Van deze boekweit op de
verbrandde heidegrond is dan ook het aloude Twentse gezegde afkomstig: “Vrouwleu-raod en bookweit ‘n-zaod geet mèr
één keer in de zeuven jaor
op”.
Tegenwoordig
wordt in onze gewesten geen boekweit meer verbouwd, hoewel het in de Bornse Stoomgrutterij nog veel
wordt verwerkt. Men betrekt nu dit product uit Birma, Zuid-Afrika en
verschillende Zuid-Amerikaanse staten.
In
de eerste jaren van het bedrijf had men natuurlijk nog niet de beschikking over
stoomkracht of elektriciteit en werd de boekweit gemalen door een molen, die
letterlijk door paardenkracht werd bewogen. Voor deze trouwe dieren was het nu
niet bepaald een genoegen om de gehele dag rond te lopen teneinde
het bedrijf gaande te houden; om te verhinderen dat de dieren duizelig zouden
worden, werden ze geblinddoekt.
Een
rumoerige tijd maakte de Bornse Stoomgrutterij
mee, toen in 1813 de Kozakken naar ons land kwamen; hoewel de Russen vochten
tegen de toenmalige overheersers van ons land, de Fransen, zag de Bornse bevolking hen liever gaan dan komen. Deze troepen
hadden groot gebrek aan levensmiddelen en plunderingen waren dan ook aan de
orde van de dag. Toen dan ook een regiment Kozakken in ons dorp werd gelegerd
en deze soldaten gebrek aan voedsel hadden, moest de Bornse
Stoomgrutterij het ontgelden en werd men gedwongen
voor de hongerige soldaten pannenkoeken te bakken. Dit geschiedde in de Nederlands
Hervormde kerk, waar de boekweitpannenkoeken ook door de Kozakken werden genuttigd.
Interessant
is het dat ook tijdens de Duitse bezetting de Bornse Grutterij de plaats is geweest, waarin massa pannenkoeken
werden gebakken door de dames Hulshof. Het was tijdens de grote razzia, dat
velen daar een veilig heenkomen zochten en vonden. Tijdens zo‘ n razzia waagde
zich niemand op straat; in de grutterij werd in
ploegen gewerkt en de arbeiders beschikten over een “Ausweis”, daar ze voor de voedselvoorziening werkten;
vandaar dan ook dat men hier veilig was. Het aantal grutterijarbeiders
groeide echter met de minuut en men stond spoedig voor het raadsel van
voedselvoorziening der onderduikers. Vol ijver bakten toen de dames Hulshof
grote hoeveelheden stevige pannenkoeken, waarna men er weer tegen kon en wat
belangrijker was: men bleef uit de handen van de Duitsers.