(Familieblad No.
23/24 – juni/juli 1980, blz. 623 - 633, deel IV,
vervolg)
EEN DICHTENDE DOKTER DIRK TEN CATE (1675-1701) - 2e stuk)
Het tweede, weer in hexameters geschreven
bruiloftsgedicht voor het huwelijksfeest van Dirk ten Cate met Johanna Kist op 12 Aug. 1696 werd nogal lang, maar het is tóch
de moeite waard om er grote stukken uit over te nemen, daar Johannes
Bredenburg de Jonge (ons reeds
bekende uit de dissertatie), de dichter van het lied, zich hierin kostelijke
toespelingen op de naam van de bruid veroorlooft, waartoe de "arts"
met zijn "(lijk-)kist" alle gelegenheden bieden:
Op het
huwelijk
van de
geleerden en konstminnenden bruidegom
Dirk
ten Kate
Doctor
der Medicijnen
met de
eerbare en bevallige bruid
Johanna Kist
verenigd binnen
Amsteldam op den XII van Oogstmaand
des jaars MDCXCVI
"De konst
der artsenij, hoe heilzaam voor 't geslacht
der
mensen, hoe bekwaam om door verborgen kracht
van
kruiden, planten, uitgepuurde vochtigheden
en
poeders, ziekte en kwaal te drijven uit de leden,
hoe wijd
vermogend om in halsgevaar en nood
de
sterveling een poos (sic!) te hoeden voor de dood,
ontging wel
nooit de blaam van door verkeerde dranken
het
sterflot somstijds te verhaasten van de kranken
en, mits
ze in de oorzaak van de ziekes gist en mist,
een
zwakke ál te vroeg te helpen aan een KIST
dat tuigt
't toneel vernuft der Fransen,
/breed
in 't smalen
met
'Dokters tegen dank' en 'Ingebeelde kwalen',
op
artsen en 't misbruik van hunne wetenschap;
en wie dit
loochent, zette zich maar
/op Moliére
schrap!)
Maar
wie zag ooit een arts van zijne konst en drogen
zó grote vriend, dat hij zich
stelde in haar vermogen
en 't
waarde leven waagt aan 't averrechts gebruik
van dozen
(doseringen), toegericht uit een
/verkeerde kruik?
En schroomt TEN KATE dan, geneesheer zélf, ervaren
in de
edele artsenij, vér boven .'t peil der jaren,
schoon zijn
vernuft vooraf de nakende uitkomst wist,
voortaan zich zelven niet te huwen met een KIST?
Had zijne jonkheid dan, hoé
zeer, in 't stuk bedreven,
hoé goed van hoop, geen schrik
van 't aangename leven
aan 't
krachtig poeder te vertrouwen, dat hem 't hart
eerlang
doorgriefde met verholen pijn en smart
en nu
alleen vermaak in ene KIST doet vinden?
't
Schijnt neen! Hij kreunt zich niet wat konstgezinden
hiervan
gevoelen en met wiens gedachten 't strijdt:
deez' arts
bindt aan een KIST zijn blijde levenstijd.
Hoe dus, TEN KATE? Wát
betovert Uwe zinnen?
Wáárheen Uw drift? Wát poogt Gij met een KIST te winnen?
Was dit van Uwe konst te wachten? Van Uw geest,
die
altijd schoeien wild' op een verheven leest?
Was dit het eind, waartoe Gij 't ingewand van dieren
en
mensen inzag en doorzocht hun vreemde zwieren?
De kracht der kruiden leerde
en haalde op brave trant
de geest
uit 't berggewas, uit mineraal en plant?
Was dit het doelwit van Uw
wetenschap in talen?
Van uwe poëzij,
gewoon haar roem te halen
bij konstgenoten, 't zij Uw dicht van blijdschap zwelt
of op
een droeve maat zijn hoge tonen stelt?
Welaan, doe in het perk van
wijsheid manb're stappen,
stijg op
van trap tot trap de berg der wetenschappen,
opdat een
KIST eerlang met Uwe jeugd braveer'
en over
Uwe konst en gaven triomfeer'?
Hier was mijn Zanggeest nog
belust om méér te zeggen,
als mij
een stem, gereed daar tegenin te leggen,
in de
oren klonk. Gelijk van mij werd aangehoord
was het
TEN KATE zélf, die dús mij klampte aan boord:
O aangenaam verwijt, mij zacht'lijk toegedreven
en op
een dubb'le grond van woorden aangewreven,
een dubb'le grond, die maar een weinig doorgespit,
vanzelf de
lof ontsluit van mijn verkoren wit!
't Is
waar, mijn vriend, Gij ziet, hoe vreemd
/het ook mag schijnen
voor
artsen, mij tot troost van hartsverdriet en pijnen
een KIST
verkiezen, maar een KIST, die mij niet uit,
maar in een aangenaam en lief'lijk
leven sluit,
een KIST,
geen schrik of schroom der vege stervelingen,
maar mijne
vrolijkheid, mijn stof tot zegeningen,
mijn bron
van lust, mijn Bruid, door heuchelijke trouw
en
echtgenootschap, mij geschonken door mijn vrouw,
een KIST,
een pronksieraad van Amstels maagdenrijen,
een
lusthof, daar mijn oog gaat spelemeijen
en wijd,
als in een perk van bloemen ondereen,
met
blijdschap door een schat van 's lichaams
/gaven heen,
een KIST,
een kas gevuld met zielsbekoorlijkheden
en 't
waardige kleinóód van zachte en milde zeden.
Wie durft dan ons bestaan
beschuldigen met grond?
Het kwets
geen konsten dús te treden in verbond
met
KISTEN. 't Krenkt geen arts in 't perk
/der artsenijen
aan zúlk
een heiligdom zijn jaren toe te wijen;
op deze
voet zichzelf door een vergulde pil
van
liefde aan een KIST to helpen naar zijn wil.
Deez'
KIST, deez' lieve Bruid, zal U 't
vervolg
/der jaren
met
meerder vreugd voortaan doen slijten door dit paren
en
tonen, dat hij meer dan vrolijk leeft,
die zich
aan zulk een Kist met lust verbonden heeft"
Het derde, in pentameters geschreven gedicht ontsproot
aan de pen van Eduard Feitama
(1662-1737), zoon van Sybrand F. en Elsje Rooleeuw, een volgens het Nw. Biogr. Wb. "dichtende en konstminnende doopsgezinde vrijgezel". Ook deze
dichter onderlijnt weer de "bedachtzaamheid", waarmee dit huwelijk
tot stand kwam:
"Dit
overleg, zo 't immer kwam te pas,
nooit vond
men iets, waar 't nodiger in was"
Vóór deze bruiloft moet er naar ons gevoel wél iets aan
de hand geweest zijn met dit paar, maar de ware toedracht van alles komt in de
verzen niet uit de doeken.
Het vers hangt verder van gemeenplaatsen aan elkaar,
welke het verder afdrukken overbodig maken. Aleen aan
het einde volgen nog een paar eigenaardige regels:
"De bruigom, die in lijnwaadshandeling
het
voordeel van zijn staatsverbetering
ten doelwit
heeft, zal vlijt noch moeite sparen;
dat hij
ze zie met rijke winst bekroond,
terwijl de
bruid, in 't huisbestier ervaren,
daarover steedsd haar zorgende ijver toont."
Zouden we uit de eerste van deze regels de conclusie
mogen trekken dat Dirk naast de dichtenlier zijn artsenopleiding “aan de wilgen
heeft gehangen” en weer het oude beroep van zijn voorvaderen, het linnenrederschap, gekozen heeft? Wij aarzelen weer bij de
allerlaatste regels van het vers:
"'k Wens, dat Gods hulp deez' deugdzame aanvang stiere;
dat ook
Zijn gunst hun stam en huisgezin
met
spruitjes (sic!) aan de dis verbreide. en siere:
dan zal
genees- en dlchtkonstlust, waarin
's mans
wakk're geest dooroefend
is, hem strelen;
maar KIST
nog meer, door zachte liefdes-zelen."
Isaäk Feitama (1666-1709), een broer van de vorige dichter en
"koopman" van professie (gehuwd met Catharina RooIeeuw, die na zijn
dood de derde vrouw zal worden van Lambert ten Cate Hendriksz. (nr . 47 op p. 207 van
boekje nr. 10), die een halfbroer is van onze bruidegom Dirk) is de dichter van
de vierde bijdrage: een "zang" in drie coupletten, waarvan in het
middelste weer een fraaie parafrase op de naam van het arme (?) bruidje
voorkomt. Ditmaal wordt ze vergeleken met de ijzeren kist waarin het lijk van
Mohammed moet zweven:
"Es zeilsteens
wonderbare kracht
mag d'ijz're KIST aan 't kerkgewelf doen hangen,
waarin 't
dood lichaam is bevangen
van
Mohammed, bij Turken hooggeacht.
Maar veel verwonderlijker is 't,
dat zelfs
een levende arts hier door een KIST
zó gaande raakt, dat hij moet t'haarwaarts neigen,
wijl hij
door trouw
wordt háár
lijfeigen;
zij zijn
echtevrouw"
In het derde, tevens laatste couplet van deze
"zang" komen het lijnwaad en de handel met zijn winst op een o.i.
nogal duistere wijze opnieuw om de hoek kijken:
"TEN KATE zie in deze band
zijn
lijnwaad, schat en echte KIST vergroten
door
handel, winst en frisse loten,
haar
toegevoegd van 's Hemels milde hand.
Geneeskonst zij
en blijv' hem waard,
om lang
gezond te leven op aard;
de dichtlust doe zijn geestrijke ader
vloeien.
Zo zie hun stam
dit
huwelijk bloeien
binnen Amsteldam"
Of zou misschien Johanna Kist,
mogelijk als enig kind, een "lijnwaadhandel" bij het huwelijk
ingebracht hebben, waarvoor haar echtgenoot nu moet zorgen?
De 5e bijdrage aan de feestbundel bestaat uit 7
bladzijden met viervoetige verzen, geschreven door de bekende Adriaan Spinneker (1676-1754). Hij
was de zoon van een doopsgezind boekdrukker en leraar
in de stad Groningen en bij het trouwen van Dirk ten Cate student in de
theologie in Amsterdam bij o.m. Galenus Abrahamsz.
Hij heeft een enorm vruchtbare pen gehad, werd "de deugdlievende dichter" genoemd en het werk van Spinneker (dat ook voor kinderen geschikt werd geacht) werd "om zijn zedelijke strekking"
indertijd veel gelezen. Behalve ook weer allerlei toespelingen op de
moeilijkheden die Dirk ten Cate vóór zijn huwelijk te overwinnen had met de
kennelijk nogal ongemakkelijk Johanna Kist:
"...die haar schone
leden,
waardoor ze al lang Uw oog
behaagde,
versiert met
zielsbevalligheden:
dat
pronkjuweel van Amstels maagden!
Al is JOHANNA nóg zo fier,
al staat
ze, als op de hoge bergen
eeneik, die 't buld'ren
en getier
der
strenge Noordenwind kan tergen".
Is het gehele vers eigenlijk een lof op het
dichterstalent van de bruidegom: Apollo zal met zijn
blijde zanggodinnenschaar "al trippelend op zilv'ren baren" het IJ oversteken "op zoet gezang
van luit en snaren", om de bruiloftpartij bij te wonen ("mijn ogen scheem'ren van het gewoel, van al dat zwieren over het
water"). Ja, zelfs:
"De grote Vondel, met
zijn zoon,
verschijnen hier,
in witte zwanen
verkeerd, om
met een blijde toon
de weg
naar 't bruidsbed toe te banen.
Ik zie hun beiden wel tevreen,
verheugd op Uw
gezegende paren
de
wieken klappen tegen-één.
Elk wil zijn welgestelde
snaren.
weer
vrolijk strijken als weleer.
Elk wil met liefelijke tonen
zijn stem
verheffen tot Uw eer
en 't
hoofd met myrtenbladen kronen.
Geen wonder: elk van hen
gedenkt
hoe Gij
eertijds ter steile toppen
des zangsbergs streefd' en daar,
gedrenkt
met
Goddelijke nektardroppen,
op d'oever van het scheeprijk IJ
gezeten, met
vergode tonen
de waternymfen, rij aan rij,
kost uit
haar kil naar boven tronen.
Hoe door de klanken van Uw
lier
't
geschubde vee vergat te zwemmen
en hoe
Gij met een schone zwier
de wilde
baren kost betemmen"
Jammer is het voor ons, zijn verre bloedverwanten, om
niet meer mee te kunnen genieten van al dat schoons, dat uit de lier van onze
Dirk gevloeid heeft. Helaas, het is allemaal voor ons verloren gegaan,
weggewaaid als de dorre bladeren van een boom in de herfst, "gone with the wind....".
De laatste bijdrage aan de feestbundel is afkomstig van
de moeder van Dirk ten Cate, van Neeltje Dirksdr. Bets, circa vier pagina’s
in hexameters; maar deze zullen we behandelen in een speciale verhandeling over
deze merkwaardige vrouw.
Het in alle gedichten voorgespiegelde, te verwachten
geluk heeft voor het jonge paar niet erg lang kunnen duren, want na de geboorte
van een dochter Sara in 1697 en een doodgeboren
dochter in 1698, stierf zij bij de bevalling van een (eveneens doodgeboren)
zoon in 1699.
Op dit tragische verscheiden van Johanna
Kist vonden we de hieronder volgende lijkzang van de
hand van Antony Jansen, dezelfde dichter, van wie al
een trouwgedicht in ons blad werd afgedrukt op het huwelijk van een Herman ten Kate jr. (een volle neef van onze Dirk) met Josina Bronkhorst op de pgs. 212-f en 238-f. Deze Antony
Jansen (van der Goes) was in zijn jaren een zeer bekend dichter in Amsterdam met een kolossaal oeuvre, over
wie zeer uitvoerig wordt bericht in het Nw. Biogr. Woordenboek DL 10 op pgs.
428-430.
Deze dichter stierf op 9 Jun. 1699, maar amper drie
maanden voor zijn dood maakte hij nog onderstaand gedicht, dat wij vermoedelijk
weer als eenmalig stuk gevonden hebben tussen de "Mennonitica"
der Amsterdamse Universiteitsbibliotheek:
Op de dood
van
Johanna Kist
Overleden huisvrouw
van
Dirk ten Kate
der
Medicijnen doktor
De droefheid, door 't verlies U over 't hoofd gekomen,
TEN KATE,
werd door U gevoelig opgenomen:
Uw waarde huisvrouw, met haar eensgelijke zin,
verdiende
lánger het genot van Uwe min.
Uw halsvriendin, 't is waar, legde onverbreekb're
gronden
van zuiv're liefde, waar geen vlek aan werd gevonden;
waarom 't
verlies van haar te groter werd geschat,
gelijk men
't meeste lijdt aan 't kostelijkste vat.
Uw brave KIST, verzorgd met rijdomswaardigheden,
bestaande in 't
schoon talent van aangename zeden,
ontzet Uw
geest, hoe sterk gevestigd in de deugd,
om het
verliezen van de huisvrouw Uwer jeugd,
van wiens
bekwaamheid Gij, met reden, mocht verwachten
een
liefde, boven het bereik van Uw gedachten:
omdat haar
inborst, van beminnelijke aard,
voor U,
met nadruk van haar ijver, werd bewaard.
Haar teder spruitje, tot een
troost U bijgebleven,
na U de
Hemel had nog twee gelijk gegeven,
die hare
moeder zijn gevolgd of voorgegaan,
ziet Ge,
in hare plaatse, met beweeg'lijke ogen aan.
Haar vriend'lijk
strelen, haar gelaat, haar lachjes schenken,
doet U
gedurig, met meer gloed, Uw lief gedenken,
die zulk
een vruchtje, zo vol leven, zo vol vreugd,
U heeft
geschonken door haar zuiv're huw'lijksdeugd.
U is
ontvallen een der uitnemendste vrouwen
maar Ge
hebt de schets van haar gedachtenis behouwen.
Genoeg' U aan de wil des
Hemels en vervult
in die te
koest'ren en te kweken Uw geduld.
Uw oordeel, 't
geen 't beloop der zaken na doet speuren,
leert U
gelaten zijn in 's Hemels willekeuren:
"Niet óns, niet óns!"
(dit was de taal van Gods profeet),
"maar U alleen zij de
eer, die álles ziet en weet!"
Uw hart, getroffen door Johanna's goede wegen,
op 't
uiterste aan Uw wil gebuigzaam en genegen,
ontlastte zich
van al 't geledene verdriet,
als 't in
bespieg'ling haar geruste stand beziet.
Haar lust, haar ijver strekte
om 't deugdenpad te lopen.
Des mocht zij veilig op des hemels zegen hopen,
gelijk zij
haar, van geen onzedigheid bewust,
in
Christus' goedheid en zijn liefde gaf ter rest
Dat vader KIST met zijn
beminde, vol genoegen,
hun wil,
in 's Hemels wil versmolten, samenvoegen
en zich
met de moeder BETHS TEN KATE, alle eensgezind,
hun
liefde hechten aan de vader en zijn kind!
Overleden op den 3den van
Lentemaand
en
begraven den 9den der zelver maand
des jaars
A.
JANSEN
Tóch is alles blijkbaar niet zo fraai verlopen als wij
uit dit gedicht zouden moeten geloven. Dirk ten Kate
verhuisde naar een (huur-)huis op het Singel en zijn moeder, Neeltje Dirksdr. Beths, die toen al twee jaren weduwe was, nam het
"tedere spruitje Sara" in haar huis op de
Keizersgracht op, waar ook haar enige zoon, dokter Dirk, terug kwam toen hij
zijn einde voelde naderen en op 26-jarige leeftijd stierf. Hij werd op 6 Mei 1701 "vanuyt het huys der weduwe Hendrik ten Kate,
Keysersgraft by de Brouwersgraft" begraven in de Noorderkerk,
de zelfde kerk, waar later (in 1737) ook zijn neef, de taalgeleerde Lambert Hermanszn. ter aarde
besteld zal worden. Hun beide graven zijn daar echter niet meer te vinden.
Voor Dirk ten Kate sterft,
maakt hij vanuit zijn woning op het Singel een testament (zie archief van de
notaris Nicolaus van Loosdregt,
arch. nr. 5740 van 29 Jan.
1701). Behalve legaten aan twee nichten van moederszijde, Janneke
van den Broek en Re-
becca
Franken, welke laatste de huishouding bij hem doet, vermaakt hij zijn bezit aan
zijn enige dochtertje Sara en hij bepaalt uitdrukkelijk,
dat zij bij haar grootmoeder Neeltje Beths opgevoed zal worden en na haar dood bij haar ooms Lambert en Anthony Hendrikszn. ten Kate en zijn neef Lambert Janszn. ten Kate, die op de Brouwersgracht
woont. Onder géén beding zal zulks mogen geschieden
door verwanten van zijn overleden vrouw Johanna Kist!
Blijkbaar hebben zich in de onderlinge verhoudingen tussen de Kisten en de Ten Kate's buitengewoon onaangename dingen afgespeeld, want
Dirk ten Kate verklaart in zijn testament ook met de
meeste nadruk dat, wanneer zijn dochtertje Sara
zonder nazaten zou overleden, haar erfdeel "zonder aftrek of vermindering sal erven en devolveeren aan de
naaste van sijn testateurs zijde, linie en
bloede" (men had blijkbaar toen nog waardevast geld).
Vanzelfsprekend komen wij nooit meer achter de oorzaak
van deze familietwist.
Dokter Dirk's dochter(tje) Sara huwde in 1715 op
18-jarige leeftijd met een Albert van Heyningen, uit een doopsgezind geslacht, waarvan een
gedrukte stamboom uit de 18e eeuw in de "Mennonitica"-collectie
te vinden is van de Amsterdamse universiteitsbibliotheek:
"Geluk, o Sara, jonge bloem!
Grootvaders (?) vreugd,
Grootmoeders roem!
Geluk, o zoete bruidje!
TEN KATE'S
telg en spruitje",
zingt niet
minder dan Pieter Langendijk
(1683-1756) op dit huwelijk de bruid van 18 jaren toe. Het wordt helaas
allemaal wat te lang om ook dít vers ín extenso of te
gaan drukken: het is te vinden in "De gedichten van Pieter
Langendijk", Haarlem, zonder jaartal, Band 1, pgs. 256-259 met als titel: "Ter bruiloft van den Here Albert van Heyningen en Jongkvrouwe Sara ten Kate".
Dit huwelijk heeft maar heel kort mogen duren, want al na
een jaar treedt Albert van Heyningen
weer in het huwelijk, nu met een Hedwig Beata Zwarts, omdat Sara ten Kate in het eerste kraambed sterft. De herinnering aan haar
zal echter bijzonder dierbaar zijn gebleven, want het eerste kind uit zijn
tweede huwelijk (geboren op 31 Dec. 1719!) wordt, naar haar, Sara genoemd!