JUDITH LAMBERTSDR. TEN CATE (1645-1697) EN HAAR FAMILIEWAPEN

 

(Familieblad No. 13 – apr 1978,  blz. 291 – 296)

 

In tegenstelling tot het familiewapen met ster en wassenaar, dat  ABRAHAM(US) TEN CATE voerde in zijn studententijd, werd het hertewapen waarmee BEREND HENDRIKS. TEN CATE zegelde wel in alle aftakkingen der Bornse familie vroeger of later geaccepteerd, zij het ook in de bekende gevarieerde uitvoeringen. Wij komen het een tweede keer tegen in een vroeg 18e  eeuws handschrift dat op het gemeentearchief van Amsterdam in de bibliotheek als Ms. A-6 bewaard wordt, een band met groot-foliovellen, waarin van de Amsterdamse burgemeestersfamilie Boelens alle nakomelingen vanaf 1302 tot aan het einde der 17e  eeuw, ook in de vrouwelijke lijnen, vermeld zijn, waarbij tevens, voor zover bestaand, de familiewapens der betreffende afstammelingen met die van hun wederhelften, zeer minutieus en in kleuren zijn weergegeven, met als titel: “Genealogie van Boelens en Den Otter, door de Heer van Sypesteyn aan my gecommuniceerd”. 1). Naam en bijzonderheden betreffende de schrijver en tekenaar van dit handschrift zijn tot nu onbekend gebleven. Het werd te samen met een tweede, erop aansluitend manuscript verwerkt en uitgegeven door de eertijds bekende J.A. Alberdingk Thijm, letterkundige en hoogleraar in de kunstgeschiedenis en vader van Lodewijk van Deyssel (pseud.), alsmede groot vriend van Jan Jakob Lodewijk ten Kate, de grote dichter 2). Over de herkomst van dit handschrift is niets bekend: N. Roever, toentertijd gemeentearchivaris van Amsterdam, schrijft in zijn voorwoord alleen dat deze “een andere en slechts weinig jongere genealogie (deze andere wordt gedateerd op ‘vóór 1706, in elk geval vóór 1712’) der familie Boelens (is), welke ons door de heer T. Genet alhier tot dit doel welwillend werd aangeboden. . . . .We mogen dus aannemen, dat ons handschrift vóór 1710-20 vervaardigd moet zijn.

Het wapen waar het hier om gaat behoort toe aan JUDITH TEN CATE, de tweede vrouw van een Willem Bruyn, zoon van een Adriaan Bruyn en een Aagje Roodenburg, die een dochter was van een Herman Roodenburg, kapitein der schutterij en in 1578 raad van Amsterdam. Die was weer gehuwd geweest met een dochter van een Amsterdamse burgemeester Jan Klaas Boelensz. den Otter 3).

Het wapen dat JUDITH TEN CATE (zie voor haar nr. 10-E op pag. 10 van ons blad) voert in het manuscript, staat in een ovaal schild van 23 x 27 mm (zie hiervoor de omslag van deze aflevering), geheel verguld met echt bladgoud, waarop een naar heraldisch rechts gekeerd springend hert van keel (of heraldisch rood), echter afgebeeld zonder helm, helmteken of dekkleden. Het hert is slanker van bouw dan op het stempel van BEREND HENDRIKSZ. TEN CATE uit Borne.

De kop van het wapendier is ook iets meer omhoog gericht, waardoor het gewei omlaag buigt.

Deze uitvoering komt overeen met die van het wapen, zoals wij dat heden doorgaans kennen (er is ook een uitvoering met een stáánd hert), alleen de beschrijving der kleuren is geheel afwijkend: wij kennen het als een hert in natuurlijke kleuren op een grasgrond in natuurlijke kleur, eventueel nog voorzien van een groepje bomen, op een veld van zilver in plaats van goud 4).

Nu weten wij natuurlijk niet hoe dit wapen tot stand gekomen is. Voerde de familie van JUDITH TEN CATE het wapen in deze vorm en kleuren al bij haar trouwen (zij trouwde op 20 april 1663 op het stadhuis in Amsterdam als 18 jarig meisje uit Deventer), of heeft de vervaardiger of schilder van het handschrift in kwestie haar wapen omtrent 50 jaar later op eigen gezag  rood en goud gekleurd, alleen wetend dat zij “een wapen met een springend hert” had?

Haar vader was een broer van BEREND HENDRIKSZ., die met het springende hert zegelde in 1645. Aan te nemen is dus wel dat ook hij het wapen kende, het mogelijk zelfs ook gebruikte als zegel en het bestaan ervan doorgaf aan zijn kinderen, die alle - op de oudste zoon JAN LAMBERTS na - naar Amsterdam vertrokken en daar huwden 5).

Een broeder van hun moeder, Jan Willink (1619-1659) ging hen hierin voor. Een zoon van hem, dus een volle neef van de kinderen van LAMBERT TEN CATE uit de Rijkmansstraat in Deventer (nr. 10 op pag. 10 van ons blad), wederom een Jan Willink (1645-1716), was

“zijdewinkelier” op de Nieuwendijk, een straat waar vele doopsgezinde lakenhandelaars woonden in die tijd 6). Ook de broers van JUDITH treffen wij daar aan, als zij pas in Amsterdam wonen. Later zullen zij naar deftiger buurten vertrekken: dan kopen ze huizen op de Brouwersgracht en de Keizersgracht. Zolang zij in huurhuizen wonen of mogelijk inwonen bij hun neef Willink op de Nieuwendijk (?), is hun juiste adres niet te achterhalen. HERMAN EN CATE (1644-1706), die gehuwd was met Sara Blaupot, woonde op de Nieuwendijk tegenover de Karnemelksteeg, waar nu een sexbedrijf gevestigd is. Ook hun al genoemde neef Jan Willink woonde er een poos. Hun op één na oudste broer HENDRIK LAMBERTSZ. TEN CATE woont in 1673 ook op de Nieuwendijk en wel tegenover de Sint Nikolaassteeg, volgens een inschrijving van het begraven van een zoon van hem op het Noorderkerkhof, in een huis dat later (in 1695) in bezit blijkt te zijn van een neef Gerrit Willink. Dit huis, thans nr. 185 (het is opgegaan in een groot complex van C&A), heette in 1711 “Het springend hert”! Het huis ernaast, nr. 183, “De Italiaanse boekhouder” geheten, was in 1684 in bezit van Ten Cate‘s). Het is verleidelijk te poneren dat die gevelsteen of het uithangbord met “het springende hert” (welke kleuren had het?) op Nieuwendijk nr. 185 eertijds door daar wonende Ten Cate‘s uit de Bornse familie werd aangebracht, op dezelfde manier zoals ook later een GERRIT TEN CATE (1816-1875), kruidenier in de St. Jacobstraat in Leeuwarden, als uithangbord en handelsmerk het hert zo voeren 8), en de textielfabriek van TEN CATE in Almelo nog tot voor korte tijd (vóór de fusie) het Bornse Ten Cates hert als handelsmerk gebruikte - eigenlijk de meest juiste manier om een “burgerlijk” wapen te voeren: maar wie van onze vele in Amsterdam levende naamgenoten neemt het op zich om de hier opgeworpen these al dan niet waar te maken? Tenslotte nog de vraag hoe het nu met de kleuren van het Bornse Ten Cate’s  wapen moet: een rood hert op een gouden veld of een hert (met grond) in natuurlijke kleuren, staande of gaande of klimmend of springend in een zilveren veld? Teruggaan op gegevens der oudste bron is doorgaans het meest aan te raden, maar het gaat in dit geval eigenlijk als met b.v. oude plaatsnamen, waarvan de oudst bekende schrijfwijze ook niet altijd de meest juiste is. In de heraldiek bestaan geen bindende wetten meer: ieder mag zich een familiewapen aanmeten, zoals hij dat gaarne zelf wil, al zou hij bij eventueel gebruik ervan als handelsmerk wel terdege dienen op te letten geen plagiaat te plegen. Maar tóch speelt hier de traditie een belangrijke rol en deze traditie heeft het wapen van Bornse Ten Cate’s in alle, veelal ver uit elkaar gegroeide takken dezer familie eigenlijk altijd als een hert op grasland in natuurlijke kleuren op een zilveren veld gezien, wat ervoor pleit om deze traditie aan te houden. Enkele takken plaatsten zelfs enkele bomen op het veld, waaruit het hert tevoorschijn sprong (b.v. de z.g. Friese tak), wat de uitvoering van het wapen in rood en goud naar ons gevoel onmogelijk maakt: een dergelijk familiewapen kan alleen zinvol met natuurlijke kleuren uitgevoerd worden. Er kan over gestreden worden, maar, zonder verder tegenbewijs, nemen althans wij aan, dat het hert van keel op een veld van goud door de onbekend gebleven wapentekenaar in Amsterdam toegedacht aan JUDITH TEN CATE rond de aanvang van de 18e eeuw, verkeerd van kleuren is.

 

Bronnen en aantekeningen:

 

1.        In het 3e deel van zijn Geschiedenis van Amsterdam, Amsterdam (1881), p. 452 wijdt  J. ter Gouw hieraan enkele woorden: “Onlangs (dus vóór 1881) is het stadsarchief in ‘t bezit gekomen van een ander geslachtsregister. . . .”. Het “Verslag van het gemeentelijk archief van Amsterdam” van 1882, p. 24 noemt het H.S. onder de “aanwinsten”.

 

2.        Alberdingk Thijm, J. A., Het patriciaat van Amsterdam, vertegenwoordigd door de genealogie van ‘t geslacht Boelens naar een handschrift van Jan van Wieringen, Amsterdam (1884) met een voorwoord van de toenmalige gemeente archivaris mr. N. de Roever. Het huwelijk van JUDITH TEN CATE wordt hierin vermeld op folio B (d.w.z. vlak na folio 54 en vóór de inhoudsopgave). Haar huwelijk komt, met de wapenbeschrijving, eveneens voor in: J. G. de Groot Jamin, Geslachtslijst van de familie Bruyn, een bijdrage tot het patriciaat van Amsterdam, Amsterdam (1886), fol. 1, kol. 3: Willem Bruyn, gehuwd 1 x met Susanna van der Beek en 2 x met JUDITH TEN CATE (1645-1697) van Amsterdam (zij voert als wapen: in goud een springend hert van keel); waarvan één dochter Maria Bruyn (1678-1737), gehuwd in 1707 met een Hendrik Hobrink;

 

3.        Volgens het doopsgezinde Doop-, kerk- en aanwijsboek van 1625 tot 1670 bij ‘t Lam gehouden kwam Willem Bruyn op 15 maart 1657 met attestatie vanuit Dantzig in Amsterdam, waar hij zeker voor de indertijd belangrijke graanhandel enige tijd gewoond zal hebben (maar Dantzig werd in die jaren ook “het mennisten Oost-Indië” genoemd, waar de doopsgezinde jongelui, “die niet wilden deugen”, door hun papa’s heengezonden werden (Wijbrands, C. N., Het Menniste zusje, 55 Jaarversl. Kon. Oudhk. Gen. A’ dam (1913), p. 46)!);

 

4.        Rietstap, H. B., Armorial génèral. Gouda (1884), dl. 1, p. 1067: TEN KATE, Hollandais D’argent à un cerf arrêté sur une terrasse, le tout au naturel (de afbeelding met een “staand”, naar (heraldisch) rechts gekeerd hert komt voor in het platendeel op plaat 297 als tekening; Vorsterman van Oyen, A. A., Stam- en wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche familien. Groningen (1888), dl. 2, pl. 46  geeft een dergelijk wapen (in kleur); het hert is echter “gaand” ; Nederlands Patriciaat dl. 17 (1927), p. 109 geeft eveneens dezelfde kleurenbeschrijvingen: “In zilver een springend hert in natuurlijke kleur, ondersteund door een grasveld. Helmteken: ‘t hert uitkomend. Dekkleden: zilver en groen”. Dl. 41 (1955), p. 65 geeft hierop een aanvulling, maar zonder bronopgaven: “Wapen in goud een klimmend rood hert. Helmteken: het hert uitkomend. Dekkleden: goud en rood”. Dl. 42 (1956), p. 365 geeft een tweede aanvulling: “dat geen oudere zegels bekend zijn van dit wapen dan een lakzegel van ISAAC TEN CATE (met een springend i.p.v. een klimmend hert), zónder kleuraanduiding” uit 1787 en tenslotte in dl. 43 (1957), p. 362 als derde aanvulling: dat ook nog het wapen van BEREND HENDRIKSZ. uit 1645 bekend is, eveneens zonder kleuraanduiding (wat op het hertewapen in de vorige bijdrage slaat);

 

5.        Alleen de tweede zoon, HENDRIK LAMBERTSZ. (1639-1697) was nog in 1663 in Deventer gehuwd met Sybilla Kops, uit Gogh. Daarna hertrouwde hij echter in Amsterdam in 1674. Ook het enige kind LAMBERT JANSZ. van de oudste zoon, de menistenprediker JAN LAMBERTSZ. TEN CATE vertrok later naar Amsterdam;

 

6.        Historische gids van Amsterdam, Amsterdam (1971), p. 261-f;

 

7.        Kam., J. G. De Nieuwendijk van Oudebrugsteeg tot Zoutsteeg van 1543-1808. Jaarboek gen. Amstelodamum dl. 53 (1961), pgs. 95-128. In de transporten van “Het springende hert” bestaat een hiaat tussen 1592 en 1651. Op p. 97: Op de Nieuwendijk blijken enorm veel huurhuizen te zijn geweest, waarin een bedrijf werd uitgeoefend (‘mit neeringhe ommegaende’) en op p. 98: “Het is dikwijls onmogelijk uit te maken in welk huis iemand gewoond heeft . . . . . Hierbij speelt ook mede, dat in de onderhavige wijk veel (doopsgezinde) lakenkopers woonden, die hun familiekapitaal bij voorkeur niet in huizen hebben belegd (?). Hierdoor werd het aantal eigenaars die tegelijkertijd bewoner van hun eigen huis waren, uiterst gering”. Voor naamgenoten, die in of bij Amsterdam wonen, is er nog een prachtige gelegenheid in de vrijwel onontgonnen Amsterdamse notarisarchieven meer over de Ten Cate’s na te speuren! Wij geloven dat dit bijzonder boeiend zal zijn, omdat onze naamdragers, die daar in de17e eeuw uit Twente heengetrokken zijn, volop hebben bijgedragen aan de opbloei van Amsterdam in de “Gouden Eeuw”.

 

8.        Zie: Cate, G. J. ten, Geslachtslijst van den Frieschen tak der familie Ten Cate (z. pl. 1896), p. 14.