DE OUDSTE VERMELDINGEN VAN DE NAAM TEN KATE IN NEDERLANDSE SCHRIFTELIJKE BRONNEN.

(Familieblad No.  4 –  1976,  blz.  50 – 52)

 

Aan het einde van de 12e eeuw resideerde in het, vermoedelijk door hemzelf gestichte, Huis te Diepenheim in Salland de Duitse graaf Heinrich von Dahl of Hendrik van Dalen, van wie eigenlijk alleen bekend is dat hij een uitgebreid  goederenbezit had, in grotere en kleinere percelen over vrijwel geheel noordwestelijk Europa verspreid van Oldenburg in het noorden tot aan de Maas toe.

In het jaar 1188 stelde zijn hofkapelaan Everardus een lijst van deze grondbezittingen op, welke bewaard gebleven is.

In 1331 namelijk, verkocht een zekere Willem van Boxtel, echtgenoot van Kunegonde van Dalen, de laatste vrouwelijke nazaat van Hendrik van Dalen, al haar onroerende bezittingen aan bisschop Jan de IIIe van Utrecht (bisschop van 1312-1340), die zijn macht in Twente en Salland zocht uit te breiden door hiervan een afgerond geheel (het Oversticht) te maken om daarmee sterker te staan tegenover zijn rivaal Reinoud de IIe, graaf van Gelre.

Bij deze verkoop, waarvan nog een schuldbekentenis van 5000 ponden aan zijn heer en neef van Boxtel, bewaard is gebleven 1), werd de goederenstaat uit 1188 van presbyter Everardus aan de bisschop overgedragen in de vorm van een later bijgewerkte kopie, die volgens Sloet 2) uit het begin van de 14e eeuw stamt en volgens Philippi en Bannier 3) in het laatste kwartaal van de 13e  eeuw gekopieerd werd.

Dat het origineel van 1188 later bijgewerkt moet zijn, blijkt onder meer uit het feit, dat in de lijst bezittingen uit de parochie Quakenbrück in Westfalen vermeld worden, terwijl van deze plaats bekend is dat die eerst omstreeks 1230 werd gesticht, zodat deze erven als zodanig pas na die tijd moeten zijn bijgeschreven. De hierboven genoemde bewerkers van deze unieke goederenlijst, de oudst bekende uitvoeriger staat van grondbezit van een middeleeuws landheer, zijn er echter wel van overtuigd dat het allergrootste deel van de genoemde goederen reeds uit 1188 afkomstig is.

De goederenlijst is geschreven op twee dubbelgevouwen perkamentbladen, die als folio 132-135 (recto en verso) ingenaaid werden in een soort grote verzamelband van allerlei voor de toenmalige bisschoppelijke administratie belangrijke documenten, het z.g. “Eerste diversorium Frederici de Blanckenhem, biscop van Utrecht ende Overijsele4) afkomstig dus uit de tijd van de bekende bevorderaar der Overijsselsche Moderne devotie, Frederik de III e van Blankenheim, van 1393 tot 1423 bisschop van Utrecht. Op folio 135-recto, op de tweede regel van de linkerkolom en op de 20e en 21e  regel van de rechterkolom in de lang, acht bladzijden tellende bezittingenlijst met hun jaarlijkse opbrengsten, komen nu twee erven Ten Kate voor, fonetisch geschreven als Ten Koten en Ton Kothen, met een kort uit te spreken “ò”  in plaats van een “a” , naar het zelfs nú nog geldend  Nedersaksisch” taalgebruik:

 

Afb. 1: De eerste vijf regels van de linkerkolom van folio 135-ro. naar een foto van het origineel (afgebeeld op ware grootte).

De tekst luidt:

 

to berghere a).….Item in parochia quake-

brucgen b) II domus TEN KOTEN dicte……

Item in parochia Lon prope Vechtam c) castrum

loborch d) et due domus ibidem…. Item in Espe-

lo e) due domus……….”

 

De hierboven genoemde bewerkers van het handschrift vonden de meest van deze oude erven en plaatsnamen terug op gedetailleerde topografische kaarten:

 

a = Birgte in Riesenbeck (Westfalen);

b = Quakenbruck in kreis Bersenbruck (Westfalen);

c = Lohne bij Vechten (Oldenburg);

d = niet meer terug te vinden;

e = mogelijk de bekende Hof te Espelo in Twente (?).

 

Afb. 2: De 18e tot 23e  regel van de rechterkolom van folio 135-ro., eveneens op ware grootte.

De tekst luidt:

 

„Item in parochie Enschede domus Wolt-

herding f)… Item domus Mensinckoten g)..

Item domus Vriling h)… Item domus TON

KOTHEN… Item I casa dicta Korttehof i)

Item glandes XII porcorum in nemore En-

Schede…. Item glandes XII porcorum

 

Over deze Twentse erven waren Phillipi & Bannier 3) minder goed ingelicht, zodat hiervoor Snuif 6) en Hulshoff 7) geraadpleegd werden:

 

f = Het Woltering in de Driener marke (de Grote Driene);

g = Het Mensink in de Twekkeler marke onder Enschede;

h = De Vrieler of De oude boer, eveneens in de Twekkeler marke;

i = niet meer terug te vinden. De naam ontbreekt ook bij Hulshoff.

 

In deze teksten wordt een onderscheid gemaakt in drieërlei soorten behuizingen: een “Castrum”, een versterkt huis of burcht, een “domus”, een huis en in dit geval een erve en tenslotte een “casa”, een hut, eigenlijk een keuterij of kate, waar een keuterboer woonde, die ook minder pacht behoefde te betalen (voor “domus Ten Koten” staat een Romeinse II, hetgeen betekent dat dit erf jaarlijks twee solidi, gouden munten van ca. 4½ gram, moest betalen; voor de “casa dicta Korttehof” staat een I, zodat deze met één solidus kan volstaan). Het ná deze katerstede vermelde “glandes XII, porcorum in nemore Enschede” houdt in, dat de graaf van Dale het recht had jaarlijks, wanneer de eikels vielen, “wanneer het mast was”, twaalf varkens mee te laten lopen ten eigen bate in de gezamenlijke kudden, die dan door de omwonende boeren in de eikenwouden van Enschede werden gedreven om vetgemest te worden.

Namen van boerderijen, die eindigen op “kote” of “cote” komen zeer sporadisch in de goederenlijst voor. Er wordt genoemd een Amerscote bij Borculo, een Duscecote bij Goor (waar de familie Ten Does(s)chate vandaan komt!) en het Mensinckote bij Enschede met daarbij nog de twee genoemde Ten Koten’s zonder meer. Geen van deze vijf is een z..g. katerstede of keuterij: het zijn alle volgewaarde erven. Dit biedt een probleem, waarop we in een latere bijdrage terug hopen te komen.

Wat nu de twee erven Ten Kate aangaat: volgens Philippi & Bannier was ook het erve Ten Kate onder Quakenbruck niet meer terug te vinden. Het erve Ten Kate in de parochie van Enschede echter wel: het zou worden genoemd door Muller 5) onder de “borchmannen to Diepenheim….”Item to Zutphensen leen DEN KOTE ende  DEN KOTERKAMP, ghelegen in den kerspel van Enschede”. In hoeverre dit juist is, zullen wij in een eveneens later komende bijdrage onderzoeken.

Voorlopig zij gezegd, dat Snuif 6) over twee oude erven TEN KATE spreekt bij Enschede (het ene heet nu Kortman, een erve aan de spoorlijn Enschede-Ahaus en het andere Het Kotman op de Twekkeler marke. Hulshoff 7) noemt naast deze twee Enschedese erven nog een derde erf TEN KATE in de marke van Lonneker. Volgens een kanttekening in het schattingsregister van 1475 zou dit echter geen erve zijn, maar een katerstede. Bovendien is het nu niet meer terug te vinden.

 

Bronnen:

 

1.        Rijksarchief Utrecht: charter nr. 78 van het Bisschoppelijk archief;

 

2.        Sloet, L. A. J. W. , Oorkondenboek van Gelre en Zutphen, ‘s- Gravenhage (1872): 371;

 

3.       Philippi, F. &. W. A. F. Bannier, Das G..terverzeichnis Graf Heinrichs von Dale aus 1188. Bijdr. & Med. Hist. Gen. Utrecht 25 (1904): 365-ff.

 

Eveneens komt een afschrift van dit “register der goederen en inkomsten van de graaven van Dalen van den jaare 1188” voor in: Racer, J. W., Overijsselsche gedenkstukken, Leiden & Kampen (1781-1793) 2: 261-f en 7: 52-ff, zij het met een aantal spellingsfouten;

 

4.        Rijksarchief utrecht: nr. 35 van het Bisschoppelijk archief;

 

5.        Muller, S., de registers en rekeningen van het bisdom Utrecht 1325-1336, deel II. Werken Hist. Gen. Utrecht nwe.ser. 54 (1891): 784;

 

6.        Snuif, C. J., de gewaarde erven in het kerspel Enschede. Nom. Georg. Neerl. 6 (1928): 145 & 165; ook verschenen in zijn: Verzamelde bijdragen tot de geschiedenis van Twenthe. Amsterdam (1930);

 

7.        Hulshoff, A. L., het schattingsregister van Twente van 1475. Zwolle (1953).