(Familieblad No. 7 –
1977, blz. 106 - 111, deel I)
Wanneer
vroeger ergens een vreemdeling opdook, van wie men naar oud gebruik weten wilde
uit wat voor plaats hij kwam, kon men hem dat op tweeërlei wijze vragen. Men
kon informeren: ,,Waar kom je vandaan?” en het antwoord kon b.v. zijn: ,,Ik ben van Borne”. Wanneer de
persoon in kwestie dan van zijn voornaam Gerrit
heette, werd hij “Gerrit van Borne”.
Als men echter vroeg: ,,Waar woon je?” zou hij antwoorden: ,,Ik woon te Borne”,
waarmee wij meteen aangeland zijn bij het eerste bestanddeel van onze
familienaam: het voorzetsel in zijn z.g. versteende of archaïsche derde
naamvals- datiefvorm. De wetenschap der naamkunde spreekt, wanneer zo’n naam getypeerd moet worden, in het eerste geval van een
“herkomstnaam” en in het laatste geval van een “adresnaam”
Te
in het verleden ook als “the” geschreven, komt in het middeleeuws
Oostnederlands (Nedersaksisch)
voor als t(h)oe. In het Hoogduits is het “Zu “ en in het Platduits, evenals in het Engels, “to”. Het voorzetsel is overoud: In het Oud Fries, Oud
Saksisch en het Angelsaksisch (omstreeks 10e eeuw) wordt het als “tô” gebruikt; in de
Terwijl
in de late Middeleeuwen het gebruik van “te” voor zelfstandige naamwoorden zeer
algemeen was, is het in de hedendaagse taal allengs alleen in bepaalde vaste
uitdrukkingen overgebleven, die voor het gevoel “deftig aandoen: “ten huize van” “ten paleize” “ten kantore”,
e.d., de z.g. stadhuistaal. Wanner het op “te” volgende zelfstandige naamwoord
vrouwelijk was, zoals b.v. tafel of plaats, dan ging men “ter
tafel” of was “ter plaatse”. Hieruit blijkt dat het voorzetsel
”te” eertijds de derde naamval (datief) regeerde, wat het overigens (zie
hierboven) al in het Gotische van de
“Te”
kan op tweeërlei wijze voor zelfstandige naamwoorden gebruikt worden: a. ter aanduiding van een beweging in een zekere richting,
waardoor een doel wordt bereikt; “Hij ging te bedde”, “hij ging ter kerke”; b.
om aan te duiden dat een persoon of zaak zich ergens bevindt (als z.g.
locatief). Deze toepassing is heden “ten dage”
zeldzaam geworden; naar gelang van de omstandigheden gebruikt men tegenwoordig
bij voorkeur de voorzetsels in, op, bij , e.d. Het gebruik van
te, ter en ten in verbinding met een geografisch begrip (beek, bos,
dijk, dam, brink enz., maar in het bijzonder namen van oude boerenerven) is ons
vooral overgeleverd in en groot aantal familienamen 2).
Verreweg
het merendeel der geslachtsnamen met het voorzetsel “te” samengesteld, schrijft
Winkler al in 1885 3), ,,is oorspronkelijk inheems in
de Saksische gouwen van ons land, bepaaldelijk in
Overijssel en Gelderland, maar ook in Bentheim en het
Munsterland, waarbij hij dan als voorbeeld , onze familienaam aanvoert. Aan de
hand der gegevens van de volkstelling van 1947 gaan Heeroma en Ebeling 4) hier nader op in: ,,In Overijssel eindigt ca. 10% der familienamen op “ing of ink”. Veel kleiner dan
deze groep, maar evenzeer karakteristiek voor Overijssel, is die van namen die
met “ te, ter of ten” beginnen. De dragers van die namen vormen
in Overijssel 3% van de inwoners (in Drente 1%, in Groningen 0,5% en in
Friesland 0,3%). Met 1070 vertegenwoordiger blijkt de naam Ter Horst het meest
voor te komen in Overijsel. Onmiddellijk daarop
volgen de Ten Kate’s, wanneer we tenminste
alle schrijfwijzen van die naam onder een noemer brengen, met 749 dragers,
gevolgd door de Ter Haar’s met 721, de Ten Hove’s met 586 en de Ten Brinke’s
met 572 van die naam. Op grond der telling uitkomsten in de andere provincies
stelden zij een kaart samen, waaruit blijkt dat de namen sterk geconcentreerd
in een speciaal gebied voorkomen: ,,Het zwaartepunt ligt duidelijk in het
zuiden van Twente en het oostelijke deel van de Achterhoek, schrijven zij: ,,na Haaksbergen met 11% komen het Gelderse Neede met 12%, Eibergen met 11%, Aalten, Dinxperlo en Winterswijk
elk met 9% en Groenlo en Lichtenvoorde beiden met 7%
van het totale inwonertal hunner gemeente...
Er
lijkt wel een soort “Stroming” van hieruit te
zijn geweest van zuidoost naar noordwest, die al voortgaande in kracht
verminderde... Deze Stroming, maakt de indruk geen moderne migratie te
weerspiegelen, maar ouder te zijn. De moderne familiegeografie vraagt om
historische verdieping en dan komen wij terecht bij de oude boerderijnamen,
waaruit een groot deel van de “te, ter, en ten”namen ontstaan moet zijn.
Aan
de hand van twee gepubliceerde inwonerslijsten van Ochtrup
uit 1498 en 1549 5) gaat Ebeling ook nader in
op hetgeen Winkler eertijds
beweerde over het voorkomen van soortgelijke familienamen in Westfalen 6): ,,De talrijke overeenstemmingen tussen
Nederlandse en Nederduitse familienamen zijn bekend, maar ook zijn de
verschillen bekend, waarvan een deel op het veel sterker conservatisme van de
Nederlandse familienaamgeving berust. Twee van de oudste
familienaamtypes hebben zich in Nederland wel, maar in Duitsland niet kunnen
handhaven: de familienamen met de plaatsbepalende voorzetsels “van, von en te, ter, ten, zu, zur, zum”); in Duitsland zijn dit
nu alleen adelspredikanten (wat tot gevolg heeft dat daar heden ten dage vak
met enige eerbiedige schroom geïnformerd wordt of men
als Ten K(C)ate soms, van adel is!). In de
schattingslijst van Ochtrup uit 1498 komt 40% der
namen met “ te, ter en ten“ voor; in de lijst van 1549 zijn deze predikanten
onder Hoogduitse invloed geheel verdwenen! Zoals bij ons ook wel geschiedde,
werd b.v. “Then Dale”
“Daelmann” of “Ter Stege” tot “Stegemann”, enz.
Bij
ons zal aan deze veranderingen wel geen “Hoogduitse invloed” debet zijn geweest.
Om enkele willekeurige voorbeelden te noemen vinden we zo in de
volkstellingstaten van 1947 over Overijssel de volgende aantallen naamdragers
naast elkaar:
De
spreiding der namen in de noordelijke en oostelijke provincies van ons land in
1947, naar Heeroma en Ebeling 4)
Ter Beek 359 |
Beekman
180 |
Ter Braak 338 |
Braakman
202 |
Ten Brinke
572 |
Brinkman
840 (!) |
Ter Brugge 206
|
Bruggeman 441 |
Ter Haar 721 |
Haarman
362 |
Ter Horst
1070 |
Horstman
374 |
Ten Hove
586 |
Hofman
682 |
Ten Klooster 251 |
Kloosterman 202 |
Ter Ste(e)ge
222 |
Stegeman 1137 (!) |
Om
definitieve conclusies over deze verschuivingen vast te stellen zal het natuurlijk eerst nodig zijn nauwkeurig na te
gaan in hoever in de loop der tijd deze veranderingen in bepaalde families
daadwerkelijk zijn opgetreden. Bij onze eigen families was dit merkwaardigerwijze
slechts sporadisch het geval: tegenoer 749 dragers
van onze naam leven er in 1947 slechts 1 Kateman, 1
Kotman en 12 Kotteman’s! Gezien het bovenstaande zal
het dus nodig zijn voor dit, overigens geringe, aantal na te gaan in hoeverre
zij oorspronkelijk ook Ten K(C)ate hebben geheten of
van een erf van die naam stammen.
We
kunnen ten slotte de vraag stellen waarom wij allen nu Ten K(C)ate heten en niet Ter K(C)ate.
Het antwood kan kort zijn> Omdat K(C)ate overwegend een onzijdig zelfstandig naamwoord is.
Tegenwoordig zouden wij dan ook spreken van “Het Kate”
,
maar in de middeleeuwen was het gebruik van dit lidwoord, in het bijzonder in
het oosten des lands, nog niet ingeburgerd. Men
gebruikte toen voor onzijdige zelfstandige naamwoorden het lidwoord “dat”, wat
in het Platduits nog gebeurt 7).
Zoals
we dan ook in een later volgende bijdrage over de vele Ten Kate-erven
zullen ervaren, werden deze in de oudere geschriften, voor zoverre de vorm Ten Kate niet werd gebruikt, ook enkele uitzonderingen na,
steeds aangeduid als “Dat Catte” “Dat Kotte” “Dat
Kathe” enz.
De
naamvalsvormen van dit onzijdige lidwoord “dat” waren: dat, des, dan, dat,
waarbij de derde naamvalsvorm dus glijk was aan die
van de mannelijke lidwoordsvorm. “Op het Kate”, zoals we nu zouden zeggen, wanneer gevraagd werd
waar wij woonden, werd daardoor in het middeleeuws Nederlands, via Te den Kate, Ten
Kate.
Bronnen:
1.
Vries,
J. de, Nederlands etymologisch woordenboek. Leiden
(1971), p. 10;
2.
Verwijs,
E. & J. Verdam, Middelnederlands woordenboek, ‘s-Gravenhage
2 (1889), p. 74 en 8 (1916), pgs. 106 & 232;
3.
Woordenboek
der Nederlandsche taal 3-2 (1916), p. 2315 en 16 (1934), pgs. 1051-ff,
4.
Winkler, J., De Nederlandsche
geslachtsnamen. Haarlem (1885), pgs. 260-ff;
5.
Heeroma,
K. & R. a. Ebeling, Te-, ter- en ten-namen; in; Nederlands repertorium van familienamen dl.
6 (Overijssel). Amsterdam (1968), p. 43;
6.
Wegener, A., Ochtrup, ein
Heimatbuch. Münster (z.j.), pg.s
286-ff;
7.
Ebeling, R. A., Over enkele oude Westfaalse
naamlijsten. Driemaandelijkse bladen N.S.; 20 (1968),
p. 147;
8.
Buurman, O., Hochdeutsch-plattdeutschs Wörterbuch. NeumÀGnster 2 (1964), p. 687;
9.
Stoet,
F. A., Syntaxis der Middelnederlandsche spraakkunst.
‘s- Gravenhave (1923), pgs.
55, 65 & 80.