WAT BETEKENT ONZE FAMILIENAAM ? (Deel II: De schrijfwijzen van het zelfstandig naamwoord KATE)

 

(Familieblad No.  7 –  1977,  blz. 129 - 132, deel II)

 

"Die doot wachti in allen gaten:

Si meet al met ghelicker maten

Als wel den ricken als den laten

Die woonen in haer arme katen . . ."

VERDAM

Na de bespreking van de betekenis van het voorzetsel ‘Ten’ van onze familienaam volgt nu wat over het tweede deel van onze naam, het ‘oorzakelijk- of bijzetselvoorwerp’, te achterhalen valt. Zoals wij uit een eerder verschenen bij­drage over de gegevens van de volkstelling van 1947 weten, wordt op het ogenblik onze familienaam op elf (!) verschil­lende manieren geschreven. Vóór de invoering van de Burger­lijke Stand echter, toen alle schrijfwijzen voor goed vast­gelegd werden, was de verscheidenheid van schrijfvormen nog aanzienlijk groter; we kunnen haast zeggen dat toen onze naam op vrijwel elke denkbare manier op het papier werd gezet. We vinden dan, en misschien is de lijst nog wel uit te breiden, de volgende variaties:

 

ten Caate

ten Cotten

 ten Katte

ten Cate

ten (of te) Kaat

ten Koete

ten Cathe

ten Kaete

ten Kote

ten Chate

ten Kaette

ten Koten

ten Coete

ten Kate

ten Kothen

ten Cotte

ten Kathe

ten Kotte

 

Deze spellingen zijn niet aan bepaalde geslachten gebonden in die tijd. Zij komen in deze verschillende schrijfvormen herhaalde malen bij één bepaalde familie of zelfs enkele personen voor, alleen afhankelijk, naar het schijnt, van de luim of het taalkundig inzicht van degene, die de naam neer­schreef.

Merkwaardig is ook nog, dat het zelfstandig naamwoord in het Twents in ‘Korte’ veranderen kan. Zo heet het oude erf Ten Kate, eertijds in de Grote Buur- of Esmarke bij Ensche­de, nu Kortman (SNUIF). In 1824 resp. 1834, trouwden in Borne een Anna Maria ‘ten Kate of Korte’ en een Johannes Wilhelmus ‘ten Kate of Korte’ (beide schrijfwijzen worden achter elkaar in de Burgerlijke Standshuwelijksakten ver­meld !). HEKKET geeft nog meer voorbeelden: Korthuis i.p.v. Kothuis ; Haverkate wordt Haverkort, Oldekotte wordt Oldekort. Waarschijnlijk zijn deze vervormingen opgetreden toen het z.g. ‘algemeen beschaafd Nederlands’ zijn intrede deed in Twente. Normaliter wordt "na een korte klinker de ‘r’ vóór een ‘t’ in het Twents niet uitgesproken" (WANINK) "harder" wordt ‘harder’, ‘vôrt’ wordt ‘vôt’, ‘dertig’ wordt ‘dattig’, enz. Wanneer men zich nu naar een ‘Kotte’ noemde, dacht men dat dit in het A.B.N. ‘Korte’ moest zijn De ‘a’ en de ‘o’: kunnen gemakkelijk verwisselen. In de eer­ste plaats wordt onze naam ook nu nog in Twente en de Achterhoek gaarne als ‘Te Kòtte’ uitgesproken, eventueel met een langgerekte korte ‘ò’. "In de open lettergreep vindt men,in tal van woorden de ‘a’ voor de ‘o’ geschreven," zegt GALLÉE, "waarschijnlijk te wijten aan de ‘ò’-uitspraak, die allengs in een ‘a’ is overgegaan. Deze vormen dagtekenen in Westfaalse geschriften reeds uit de 9e eeuw. In Overijs­sel en aan de oostgrens van Gelderland zijn deze klankver­schuivingen zeer talrijk, maar ze gaan ook tot in het Gooi. Kate’ voor ‘kote’ wordt, behalve in Overijssel, aangetrof­fen in de buurschap Eschoten bij Otterlo op de Veluwe, dat in 1533 ook als Eschaeten voorkomt; in Lindenschot bij Ruurlo, dat ook voorkomt als Lindenschate, evenals het Elschot naast het Elschate aldaar". Op een andere plaats herhaalt hij het nog eens : "Kote of kate - kleine hofstede, als plaatsnamen meestal in de datief (derde naamval); de "o" werd kort uitgesproken in de open lettergreep en ging daardoor dialektisch in een "a" over".

Dit wordt later opnieuw gezegd door SCHÖNFELD en door PRAKKEN: "Bij de vormen met de ‘ò’-groep hebben de over­eenkomstige Nederlandse woorden de open ‘o’, doch meestal de open ‘a’ gekregen. Als voorbeeld Kote - Kate naast het tegenwoordige Kotte = kleine boerderij".

De gebroeders GRIMM wijzen er op dat de verdubbelde ‘tt’ in ‘Kotte(n)’ niet ‘echt’ is : evenals de ‘th’ in ‘Kothe(n)’ geeft deze schrijfvorm alleen aan, dat de ‘o’ in het woord kort moet worden uitgesproken. Als voorbeeld geven zij een zinsnede uit een vroeg-middeleeuws Noord-Humbrisch gebeden­boek (oud-Engels) : "Ingâ in dînum c o t t e and . . . gebidda dîne fader" (Matth. 6, 6 : "Gaat in uwe binnenkamer en . . . bidt uwen vader"), terwijl in het Angelsaksisch normaliter wordt gesproken van een ‘cot’ of ‘cote’ voor een éénkamerwoning of hut. Wij zien hier meteen hoe oud dit woord is, want de Angelen en Saksen staken reeds in de 5e eeuw over naar Engeland en namen toen dit woord al mee van het vaste land, als zij het al niet als taalschat der oude Picten en Scoten vonden!

De schrijfwijze van onze naam ‘Ten Chate’ troffen wij aan op een drietal glas-in-lood ruitjes uit 1677, waarop een drietal echtparen van de Bornse tak vermeld staan Gerridt, Geeske en Jan Tonnissen ten Chate met hun echtgeno­ten. Deze schrijfwijze voor de ‘k’ zien wij ook in de woor­den ‘kans - chance’, ‘kamp - champ’, ‘kalk - engels chalc’ met nog vele andere voorbeelden en zal wel aan de zelfde invloeden te wijten zijn als waarover wij aan het eind van dit opstel zullen spreken.

De ‘se’ of de ‘oe’ kennen wij al lang in het Nederlands als de vorm om een korte klinker tot een open klinker te maken. De toevoeging van een ‘n’ achter het zelfstandig naamwoord in sommige schrijfwijzen van onze naam zal bij de oudste teksten ongetwijfeld terug te voeren zijn op Duitse invloe­den, waar ook het zelfstandig naamwoord mede verbogen wordt. In de jongere schrijfwijzen zullen wij de ‘n’-toevoeging wel als een soort onbewuste alliteratie op de ‘n’ van het voorzetsel moeten zien.

Over de verwisseling van de ‘K’ met de ‘C’, waardoor zelfs heden ten dage nog velen vinden, dat ‘Ten Cate met een C’ véél deftiger is dan ‘Ten Kate met een K’, vinden we een paar fraaie verklaringen. De eerste is al oud en in het bij­zonder interessant, omdat hij van onze naamgenoot, de ver­maarde letterkundige en kunstverzamelaar LAMBERT TEN KATE HERMANSZ. uit Amsterdam afkomstig is. In zijn "Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitse sprake" uit 1723 schrijft hij over deze ‘C’- en ‘K’-kwestie: "Van ouds, toen de geestelijke klerken ‘t gantsche bewind van schrijven in handen hadden, gebruikte men by ons op de Fransche wyse de ‘C’ in plaats van de ‘K’ : dog dit ampt is reeds lang versleeten en ook voor ons ten eenemaal onnut".

In 1885 schrijft WINKLER : "De geslachtsnaam ‘Ten Kate’ en ‘Ten Cate’, die geenszins zeldzaam en aan verschillende geslachten eigen zijn . . . De ‘C’ ontstond, toen er in de laatste tientallen jaren der vorige eeuw (dus de l8e eeuw) zo’n Fransche wind over de meeste landen van Europa woei, dat alles eenen Franschen zwaai en eenen vreemden draai moest hebben . . . ". We weten dus waar wij aan toe zijn met onze ‘deftige C’. Laten wij een troost vinden in wat SWAEN hierover zegt : "Niet de namen zijn deftig of burgerlijk de dragers kunnen het zijn . . ."

 

Bronnen:

1.         G a l l é e , J. H., De namen van plaatsen in Gelderland en Overijssel. Nomina geographica Neerlandica: D1. 3 (1892), pgs. 343 & 366 ;

2.            G r i m m , J. & W., Deutsches Wörterbuch. Leipzig. Bd. 5 (1873), pgs. 1882-ff ;

3.            H e k k e t , B. J., Oost-Nederlandse familienamen. Enschede (1975), p. 84 ;

4.            K a t H e r m a n s z . , L. t e n , Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitse sprake. Amsterdam. D1. 1 (1723), p. 123 ;

5.            P r a k k e n , J., Opmerkingen over Twentse geslachtsnamen met toponymische elementen. Driemaandelijkse bladen. D1. 7 (1955), p. 60 ;

6.            S c h ö n f e l d , M., Opmerkelijke geslachtsnamen met toponymische elementen uit Twente. Driemaandelijkse bladen. D1. 6 (1954), p. 122 ;

7.            S n u i f , C. J., De gewaarde erven in het kerspel van Enschede. Nomina geographica Neerlandica. D1. 6 (1928.), p. 145 ;

8.            S w a e n , A. E. H., Nederlandse geslachtsnamen. Zutfen (1942), p. III ;

9.            V e r d a m , J., Eene onbekende monorime. Tdschr. v. Ned. Taal- en Letterkunde. D1. 11 (1892), pgs. 286-f;

10.       W a n i n k , G. H., Twents-Achterhoeks woordenboek. Zutfen (1948), p. 61;

11.       W i n k l e r , J., De Nederlandsche geslachtsnamen. Haarlem (1885), p. 265 .

 

 

(wordt vervolgd)