ARTstam-bor66 |
Amstelodamum, De waterschuit en het drinkwater (Periodiek) Plaats: Amsterdam [nh] Uitgegeven: mei 1962 Type: maandblad jrg. 49, blz. 129-130 Samensteller: J.F. M. DEN BOER Uitgever: Genootschap Amstelodamum |
DE WATERSCHUIT EN HET DRINKWATER ‘Alzoe mijne Heeren van den Gerechte als goede Regenten bethaempt gaerne zien zouden de welvaert ende ere deser stede, ende bemercken dat de wateren binnen deser stede, die zeer costelijck zijn, mit verscheyden onreynicheyden verdorfven worden besondert by den privaten op de graften ende wateren voorsz. getimmert, ende noch mer doen zullen ten zij daer inne anders voersien wordde dan tot noch toe gedaen is geweest, soo ist dat mijne voorsz heeren tot conservatie van den wateren ende cimme te verhoeden den periculen vuyt d’infectie van den voorsz wateren gebuerende, ordonneeren willekeuren ende gebieden datmen allen den privaten staende op den burchwallen van beyden zijden ende den pijpen ende privaten hangende over Damrack ende anders allen anderen staende over oft anden wateren binnen deser stede, tusschen dit ende pynxteren erstcomende zal moeten offbreken opden boete van drie karolus gulden zee menichmael yemant hier op bekeurt zal werden’. Aldus ‘gecundicht den tienden dach in meye anno 1530’. Met deze keur hoopte de overheid de verontreiniging van het grachtwater, dat tot nog toe zo uitstekend was, tegen te gaan. De drinkwatervoorziening zou anders gevaar lopen en er zouden ziekten kunnen ontstaan. Maar het mocht niet baten; de groei van de bevolking en het ontbreken van een goed geregelde stadsreiniging bevorderde het euvel. De zinsnede ‘int water smijten’ van vuil en afval komt in verschillende keuren voor. Ten tijde van bovenvermelde keur haalden de brouwerijen het benodigde water reeds met waterschuiten bij Abcoude vandaan. Zuiver was het water van de grachten toen dus niet meer. Later werd ook water gehaald uit de Vecht bij Weesp of nog verder. Maar ook op andere wijze werd getracht de stad van water te voorzien. Straatpompen, zoals die elders zo veelvuldig werden en nog worden aangetroffen, waren hier doelloos, omdat het grondwater ten enenmale ongeschikt was voor consumptie. Wel waren in vele huizen zogenaamde keukenpompen, maar die stonden in verbinding met de regenbak onder de grond bij de woning. Bij kerken en andere grote gebouwen waren stadsregenbakken onder de grond gemaakt. Bij controle bleek evenwel, dat het water uit die bakken allesbehalve betrouwbaar was en dikwijls verontreinigd door grondwater, dat door de bakken heen sijpelde; soms ook door afvalwater. Het waterhalen van buiten de stad groeide uit tot een heel bedrijf. De waterhalers waren verenigd in de ‘Verschwater-Societeit’. Deze societeit had in 1844 nog drie en twintig schuiten in gebruik. Binnen de stad werd het water uit de schuiten in een groot aantal leggers overgepompt en daaruit kon de bevolking het benodigde water betrekken. Toen ook hier eens werd gecontroleerd, bleek dit water zowel tijdens het vervoer naar de stad als door lekkages in de leggers te zijn vervuild. Er waren nog meer moeilijkheden bij de drinkwatervoorziening. Op oude prenten kan men de ijsbrekers ten behoeve van de waterschuiten door de Amstel zien zwoegen (vergel. Jaarboek 1954, 61). Bij langdurige droogte dergelijke periode het water heel wat duurder was dan normaal een duyt per emmer, behoeft geen betoog, Het was daarom geen wonder, dat in de loop der tijden vooruitstrevende geesten zich bezighielden met plannen voor een doeltreffende voorziening in deze permanent dringende en steeds toenemende behoefte. Zo deelt een zekere Gideon Muller bij akte van 22 Februari 1692 voor notaris Gerrit Steeman reeds mede: ‘dat hij kennis heeft om door dutten of canalen te kunnen inbrengen, soodanigh vars, goet ende bequaam water, als de waterschepen tot heden toe omme te brouwen hebben ingebracht. Hij is genegen die kennisse te openbaren op zeker accoord en conditie aan Barend ten Cate, waer soodanigh water omtrent deze stad te vinden is, ‘twelk bequaam hier ter stede ingeleyt sou kunnen worden’. Maar tot 1847 heeft het geduurd alvorens een majoor van de Genie, Vaillant genaamd, een concessie wist te verkrijgen om Amsterdam op een zodanige wijze van water te voorzien. Hoe groot de medewerking met en het vertrouwen in zijn duinwaterplan was, is gebleken uit het feit, dat eerst in 1851 de bekende dichter Jacob van Lennep er in slaagde met kapitaal uit Engeland de stichting van de Duinwater Maatschappij te bewerkstelligen. De maatschappij werd van Londen uit bestuurd, het College van Commissarissen te Londen beheerde het kapitaal. In de winter van 1853 spoot de eerste straal duinwater uit een fontein bij de Willemspoort. Een herinnering aan de oude watervoorziening in Amsterdam is gebleven in de vorm van de hier afgebeelde waterschuit aan het Amstelveld, eigendom van de firma Dogger en Zoon. De schuit is geheel van gegalvaniseerd ijzer en werd indertijd verbouwd voor opslag van turf en hout. J.F. M. DEN BOER | |
hierin |
mei 1962 | Barend ten Cate (*1657-†1721) als betrokkene |
Dossier: | |
FA-1396 |
Afgeschermd (Familieadvertentie) plaats: Bloemendaal [nh] Plaatsingsdatum: 18 nov 2006 Krant: De Telegraaf Pagina: Familieberichten Soort: Geboorte 7 nov 2006 |
hierin |
18 nov 2006 | Afgeschermd (-) als hoofdpersoon |
Afgeschermd (-) als vader | |
Afgeschermd (-) als moeder | |
Afgeschermd (-) als broer | |
Afgeschermd (-) als zus |