Tak Almelo
Elisabeth Plettenaar
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Elisabeth Plettenaar,
geb. in 1771,
ged. NG te Amsterdam [nh] op 24 nov 1771,
ovl. te Amsterdam [nh] op 15 nov 1821.

otr. (1) te Amsterdam [nh] op 15 nov 1793,
tr. te Amsterdam [nh] op 1 dec 1793 (huw. ontbonden A'damse Vierschaar 2 okt. 1801)
met

Jan ten Cate, zn. van Jan ten Cate en Wilhelmina Hendrika Louisa Ditzel,
ged. NG te Amsterdam [nh] Oudekerk op 14 okt 1768 (getuigen: Lodewijk Heijsiek en Maria Amelia Dietzels),
ovl. (overl. waar en wanneer onbekend).

Opmerkingen Jan ten Cate.
Hij schijnt een bijzonder onaangenaam mens te zijn geweest en zijn vrouw Elisabeth ernstig te hebben mishandeld. Op haar initiatief werd het huwelijk door echtscheiding ontbonden. In de stukken van de Amsterdamse Vierschaar, welke de echtscheiding heeft uitgesproken, werd hierover echter niets gevonden. Deze echtscheiding bleek daarentegen uit de 'Bijlagen' van de huwelijksakte van hun zoon Willem ten Cate en Clara Christina Budde. (A'dam 21 febr. 1821). Ten tijde van de sluiting van laatstgenoemd huwelijk was Jan ten Cate reeds sedert vele jaren absent.
De volledige tekst van de genoemde 'Bijlagen' staat vermeld in: W.E.M. ten Cate, De Almelose tak van de (van oorsprong doopsgezinde) familie ten Cate uit Borne, - Maasland 1991, blz. 220-222
.
Opmerkingen Jan ten Cate en Elisabeth Plettenaar
Ondertr. "Jan ten Cate jr. van Amst: geref, 25 jaar, in de lange Kijsertstraat bij de Boomsloot, geadst met sijn vader Jan ten Cate Jansz. in de lange Dijkstraat en Elisabeth Plettenaar van Amst: geref, 21 jaar, woont alsboven, geadst met haar vader Adrianus Plettenaar". Zij hertr. met Casper Klijn als "gedissolveert vrouw van Jan ten Caten"
.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1791 Amsterdam [nh] †1791  0
Wilhelmina*1793 Amsterdam [nh] †1797  4
Willem*1796 Amsterdam [nh] †1849  53

otr. (2) te Amsterdam [nh] op 5 mrt 1802
met

Casper Klijn,
geb. in 1774,
RK.
Opmerkingen Casper Klijn en Elisabeth Plettenaar
Ondertr. "Casper Klijn van Amst: Roomsch, 28 jaar, op de Utrechtsestraat tussen de Heeren en Kijsersgragt no. 20, geadst met zijn moeder Maria Roland en Catharina Plettenaar van Amst: gedissolveert vrouw van Jan ten Caten"
.


Adrianus Plettenaar
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Adrianus Plettenaar.

relatie
met

Jannetje van Soesdijk.

Uit deze relatie één dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth*1771  †1821  50


Jannetje van Soesdijk
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Jannetje van Soesdijk.

relatie
met

Adrianus Plettenaar.

Uit deze relatie één dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth*1771  †1821  50


Casper Klijn
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Casper Klijn,
geb. in 1774,
RK.

otr. te Amsterdam [nh] op 5 mrt 1802
met

Elisabeth Plettenaar, dr. van Adrianus Plettenaar en Jannetje van Soesdijk,
geb. in 1771,
ged. NG te Amsterdam [nh] op 24 nov 1771,
ovl. te Amsterdam [nh] op 15 nov 1821,
tr. (1)
met Jan ten Cate. Uit dit huwelijk 3 kinderen.
Opmerkingen Casper Klijn en Elisabeth Plettenaar
Ondertr. "Casper Klijn van Amst: Roomsch, 28 jaar, op de Utrechtsestraat tussen de Heeren en Kijsersgragt no. 20, geadst met zijn moeder Maria Roland en Catharina Plettenaar van Amst: gedissolveert vrouw van Jan ten Caten"
.


Andries ten Cate
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Andries ten Cate,
geb. te Amsterdam [nh] op 22 mrt 1796,
ged. WG te Amsterdam [nh] Oudekerk op 30 mrt 1796,
assuradeur te A'dam later musicus en muziekleraar,
ovl. te Haarlem [nh] op huize 'Spaarnerust' op 27 jul 1858 (berichtgeving aan A'dam 9-8-1858).

Opmerkingen Andries ten Cate.
Ged. "Andries ten Cate, fils de Jan Albertus ten Cate et de Anna Maria Wast; Baptisé à la Vieuille Eglise par monsr I:S: Robert le 30 mars, temoins Jan Albertus ten Cate et Johanna Veenendaal veuve de Cornelis Boursse".
Over hem vermeldt H. Viotta, lexicon der toonkunst (Amsterdam, 1881), deel I, blz. 302/303, het navolgende: Cate (Andries Ten), componist en violoncellist, geb. 1796 te Amsterdam. Aanvankelijk voor den handel bestemd, begon hij op veertienjarigen leeftijd de muziek te beoefenen, nam bij Bertelman les in de compositie en schreef 1821 zijn eerste werken, bestaande uit quartetten, quintetten, concerten voor blaasinstrumenten en cantates voor koor en orkest.
In 1831 vervaardigde hij voor den stadsschouwburg te Amsterdam een opera in drie bedrijven, getiteld 'Seid en Palmire', welke verscheiden malen met bijval ten gehoore gebracht en in het Duitsch vertaald werd. In 1835 componeerde hij een tweede opera: 'Constantia', die ook met warmte door het publiek ontvangen werd. Minder succes had zijn opera 'Numa Pompilius'. Ten Cate was een der eerste leden van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst en president van de zangschool der maatschappij Tot Nut van 't Algemeen; hij heeft veel tot de ontwikkeling der toonkunst in ons land bijgedragen. Van zijn werken zagen het licht: 'Zes vaderlandsche zangen voor mannnenstemmen met piano; Ouverture de l'opéra Seid et Palmire, arrangée par J.H.C. Claterbos; Auswahl beliebter.
Stücke aus der Oper Seid und Palmire; Nieuw Wilhelmuslied, geharmoniseerd voor 4 stemmen'; de koren: 'De zoekende zeelieden, Weber's zwanenzang en Aan de sterren' en gezangen voor de Waalsche Kerk. Hij stierf 27 juli 1858. J.C. van Rossum portretteerde hem in 1841; foto van dit portret in Historisch Topografische Atlas, Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam, neg. nr. 23.235.
***.
Lit.:.
„Necroloog. Andries ten Cate”, in: Caecilia 15 (1858), no 17,  01 sep 1858 blz.154.
NECROLOOG. ANDRIES TEN CATE.
A. ten Cate Jan Albertuszoon is te Amsterdam in 1796 geboren en den 27. Julij jl. aldaar overleden. Hij werd voor den handelstand opgeleid en is reeds vroeg daarin werkzaam geweest. Toen in 1810-11 ons vaderland in Frankrijk werd ingelijfd en daardoor de uitzigten voor den handel hoe langer zoo ongunstiger werden, lag ten Cate zich met de borst op de Toonkunst toe, terwijl hij de Letterkunde met ijver beoefende. Theoretisch en praktisch beoefende hij het als vak en componeerde tot oefening in 1812 en 1813 reeds kleine stukken. Bij de blijde herstelling onzer onafhankelijkheid, in 1814, zag men den handelstand wederom herleven. Het werd weder zijne hoofdbezigheid en ten Cate was gemeenschappelijk met zijnen vader in het vak van assurantie werkzaam, bleef van toen af aan de Toonkunst als ontspanning en studie, voor zoo veel de tijd hem zulks gedoogde, beoefenen. De vruchten daarvan bleven niet achterwege, want in het jaar 1821 componeerde hij verscheidene Quartetten en Quintetten voor strijkinstrumenten en Concerten voor instrumenten: als Hobo, Clarinet, Fagot, Cantaten voor Koor en Orchest, Zaugscènen voor Sopraan. Van dier tijd tot in 1828 componeerde hij slechts kleine stukken. Hem troffen vele rampen door het verlies van dierbare nabestaanden, terwijl het beheer van handelzaken, door den dood zijns vaders en zijne voorafgaande langdurige ziekelijkheid, geheel op hem alleen rusteden. Er was dus geen lijd tot het scheppen van grootere toonstukken. In het najaar 1829 werd hij door het bestuur van den Stadsschouwburg te Amsterdam aangezocht eene Hoilandsche Opera in 3 of 4 bedrijven te componeren, welke dan het eerste oorspronkelijke van dien omvang zoude zijn, — door van Bree was vroeger eene Operette in één bedrijf ten tooneele gevoerd. Het getuigt van moed zulk een besluit te nemen , daar vooroordeelen te bestrijden waren zoowel van hen die hardnekkig het zangbare van onze taal ontkenden en niet minder van dezulken , die het misdaad zouden vinden , den naam eens deftigen beursmans op een Schouwburg-affiche te zien prijken. Nogtans nam hij de taak op zich , met het doel, anderen door zijn voorbeeld aan te sporen, de Zang en Poëzij aan te moedigen en door eene meer wetenschappelijk historische bekendheid met de Kunst , ze bij ons eene meer waardige plaats aan te wijzen, altijd in de hoop dat zijn werk zoude slagen. De eerste mogt hij evenwel niet zijn. Het Kon. Nederlands Instituut van K. W. had van dit plan vernomen , en ten gevolge daarvan stelde een der leden een Zangspel te zamen ; Numa Pompilius trad in een Amsterdamsch burgerlijk pak ten tooneele — en vond geen bijval. Gelukkiger mogt hij in zijne Compositie van Seid en Palmire, Opera in drie bedrijven , en Ballet van den Dichter Gravé slagen , welke in Februari) 1831 voor het eerst werd opgevoerd en 12 achtereenvolgende voorstellingen genoot. In April van hetzelfde jaar werd ze op verlangen en in tegenwoordigheid van de Koninklijke familie met bijval gegeven , en het was toen dat Koning Willem I twee Toonkunst-beoefenaren , waarvan Ten Cate er een was, met de Leeuwen-orde wilde vereeren , doch , doordien van zekere toen invloedrijke cotterie er vele voordragten werden bijgevoegd, de Koning zijn plan liet varen. Ook het toen beroemde en voornaam Muzijkgenoolschap Blaas- en Strijklust vroeg in datzelfde jaar de opvoering van Seid en Palmire en nam al de loges en balcons voor hare rekening. Later in het Duitsch vertaald, werd het insgelijks met veel succes in den Hoogduitschen Schouwburg uitgevoerd en den Componist na den afloop voorgeroepen. Ten Cate's oogmerk was bereikt, er kwam leven en beweging in de Kunst; van Bree met zijne Zangspelen Saffo en le Bandit, W. Smits met zijn Zangspel de Gelofte, traden achtervolgens op en ook in andere vakken van Compositie ontwikkelden zich jeugdige Kunstenaren. Het is dus ontegenzeggelijk dat ten Cate daarioe de impulsie heeft gegeven en de ontwikkeling der Kunst in ons land veel aan hem verschuldigd is. In 1834 componeerde hij verscheidene Cantates voor gemengd Koor en vol Orchest, in 1835 zijne tweede Opera Constantia , welke tevens met bijval werd ter uitvoering gebragt, alsmede eene Cantate voor Tenor (voor Vrugt) met mannenstemmen. De volgende jaren lieten hem zijne menigvuldige beroepsbezigheden weinig tijds en hij bepaalde zich toen tot Compositiën van kleinere vormen , als Liederen , Quartetten en Quinletten. Van af 1843 begon zijn gezigt van lieverlede te verzwakken en kon hij daardoor slechts weinig werken. Evenwel ruslte hij niet voor de belangen der Kunst werkzaam le zijn. De Maatschappij tot bevordering der Toonkunst, waarvan hij Lid van Verdiensten was, riep hem van af hare oprigting beurtelings in haar Afdeelings of Hoofdbestuur, van welk laatste hij geruimen tijd het Voorzilterschap bekleedde.
Bij de oprigting der Volkszangschool van het Nut van 't  Algemeen in 1842, werd hij tot Voorzitter der Commissie van het Bestuur benoemd, zooals ook in 1844 van de Burgerzangschool en later in 1847 van de Volks Zangvereeniging en Patronaat, waaraan Z. M. Willem II en vele aanzienlijken zich als beschermers aansloten. In 1850 werd hij door den stedelijken raad als lid der Commissie, voor de stedelijke Muzijkschool te Amsterdam benoemd. Ook in zijn laatste werk : Vaderlandsche Gezangen , voor 4 mannenstemmen , voor eenige jaren bij Theune en Comp. te Amsterdam uitgegeven, heeft hij bewezen dat het hem niet aan kracht, lust, ijver en talent ontbrak nog werken te scheppen, die op de hoogte van onzen lijd zijn, indien de zoo zeer toenemende verzwakking van zijne oogen hem zulks niet belet had. Ten Cate's Compositiën dragen den stempel van ernstige studiën en goeden smaak. Bertelman was zijn meesier. Zijne voorbeelden waren Haydn, Mozart, Spohr, wier stijl zich ook in zijne instrumentaal werken kenmerken. Zijne Vocaalwerken zijn meer zelfstandig en bevatten veel degelijks en schoons; ze zijn rijk aan melodie, goed geharmoniseerd en goed geïnstrumenteerd. Het is te bejammeren dat ten Cate niets van zijne grootere werken heeft uitgegeven , maar eensdeels was het altijd mogelijk , werken van eenigen omvang in ons land zonder groote kosten in het licht te geven, anderdeels was ten Cate de man niet die wilde schitteren, hij was daartoe te nederig. Als mensch verdiende hij hooge achting, die hem dan ook algemeen werd toegedragen. Als koopman, handelsman , was hij bemind wegens stiptheid, eerlijkheid en onvermoeide werkzaamheid. In denk- en handelwijze was hij zelfstandig en rondborstig. Bij vrijzinnige denkwijze paarde hij zuivere godsdienstige beginselen en was daardoor èn voor zijne naaste betrekkingen èn voor zijne vrienden, een brave huisvader, een warme opregte vriend. Aan gelegenheid om nuttig te zijn voor zijne medeburgers en voor de maatschappij in 't algemeen, heeft hij het nooit laten ontbreken. Eene hartkwaal verhaastte zijn einde, diep betreurd door bloedverwanten en vrienden.
De van ten Cate gedrukte werken zijn zoo ver ons bekend: de reeds genoemde vierstemmige vaderlandsche gezangen, het nieuwe Wilhelmus, ook verscheidene stukken voor mannenstemmen, hier en daar in bundels verspreid, benevens bijdragen in het Album voor de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst, voorts verscheidene Liederen voor de Volks- en andere Zangscholen. Ook heeft hij bijgedragen tot de Melodiën of nieuwe Cantiques voor de Waalsche Kerk. De door hem nagelaten werken in manuscript zijn de volgende:.
1. Groote Cantate de Storm , Gedicht van G. Broekhuijzen , voor gemengd Koor en Orchest.
2. Invloed van den Zang, groote Cantate voor gemengd Koor en Orchest.
3. Cantate voor gemengd Koor en Orchest , in 3 Afdeelingen , gecomponeerd voor de feestviering van het 200jarige bestaan van het  Remonstrantsche Seminarium.
4. Ouverture met Koren , bij gelegenheid der 25jarige regering van Koning Willem I.
5. Cantate , Welkomstgroet voor Fèlix Meritis.
6. Idem , Bekrooningszang van de Maatschappij V. W.
7. lnes de Castro, Scène voor Solo-Tenor, Koor en Orchest.
8. Nederland en zijne dapperen , Cantate voor Koor en Orchest.
9. Cantatine bij de herstelling van zijnen zwager G. H. Broekhuizen, December 1834.
10. Elegie, Scène en Aria voor Sopraan, met Orchest.
11. Het Faandel, Krijgslied of Cantate voor 4 Solo- en 4 Koor-mannenstemmen met Orchest.
12. Lijkzang op de Heeren F. en S.
13. Seid en Palmire, Opera in drie bedrijven met Ballet.
14. Constantia, Opera in twee bedrijven.
15. Drie Quintetten voor slrijkinstrumenten.
16. Bertha , Koor met Solo's en Orchest.
17. Eenige vierstemmige Liederen.
18. Het gebed des harten, Koor voor mannen-en vrouwenstemmen.
19. De Zee, Cantate met Orchest.
20. Des Heeren Huis, gemengd Koor.
21. Fisckerlied, Quartet voor mannenstemmen.
22. Het volmaakt accoord, Mannenkoor.
23. Aan de sterren, Mannenkoor.
24. Webei's Zwanenzang , dito.
25. Breed is de weg , gemengd Quartet.
26. Omhoog, Quartet voor gemengde stemmen.
27. Dauw, id. id.
28. Wiegenlied, Duet voor Sopraan.
29. Verscheidene Liederen met Piano.
Quartetten.
30. 1e Quartet voor 2 Violen, Alt en Cello, in F.
31. 2e Idem id. in C-dur.
32. 3e ld. id. in Es-dur.
33. 4e ld. id. in C.
34. 5e ld. id. in F-mineur.
35. 6e ld. id. in Es.
36. 7e ld. id. in C-mineur.
Quintetten.
37. 1e Quintet voor 2 Violen, 2 Allen en Cello, in Es.
38. 2e ld: id. in D.
39. 3e ld. id. in C-mineur.
40. 4e ld. id. in Es-majeur.
41. Mijmering bij den dood mijns vaders, Quintet in F-mineur, (in een Deel).
42. Sonate voor Piano en Viool.
43. Concertiuo voor Clarinet.
44. ld. voor Hobo.
45. Id. voor Fagot.
46. Variatiën voor vol Orchest.
47. Quintet Potpourri op Neerlands Volksliederen
.

tr. (1) te Amsterdam [nh] op 27 nov 1816
met

Susanna Marie Peyrotto, dr. van Michel Peyrotto en Susanna Marie Brutel de la Rivière,
geb. te Amsterdam [nh] op 7 feb 1796,
ovl. te Amsterdam [nh] op 24 jun 1817.

tr. (2) te Amsterdam [nh] op 29 jul 1818
met

Maria Broekhuijzen, dr. van Gerardus Henricus Broekhuijzen en Maria Aman,
geb. te Amsterdam [nh] op 5 jul 1795,
ovl. te Amsterdam [nh] op 5 jul 1821.

Uit dit huwelijk 2 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna*1819 Amsterdam [nh] †1859 Amsterdam [nh] 39
Maria*1821 Amsterdam [nh] †1884 Amsterdam [nh] 63

tr. (3) te Amsterdam [nh] op 20 mei 1825
met

Albertina Regina Broekhuijzen, dr. van Gerardus Henricus Broekhuijzen en Maria Aman,
geb. te Amsterdam [nh] op 12 apr 1791,
ovl. te Amsterdam [nh] op 25 jul 1828.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1825 Amsterdam [nh]  Amsterdam [nh]  
Andries*1826 Amsterdam [nh] †1902 Amsterdam [nh] 76
Albertina*1828 Amsterdam [nh] †1865 Amsterdam [nh] 37

tr. (4) te Amsterdam [nh] op 5 aug 1830
met

Elisabeth Hodde, dr. van Willem Hodde en Elisabeth Dikkeboom,
geb. te Haarlem [nh] op 2 dec 1798,
ovl. te Amsterdam [nh] op 6 feb 1856.

Uit dit huwelijk 2 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth*1830 Haarlem [nh] †1833 Amsterdam [nh] 2
Geertruida*1832 Haarlem [nh] †1922 Amsterdam [nh] 89


Dossier:


Geertruida ten Cate
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Geertruida ten Cate,
geb. te Amsterdam [nh] op 25 feb 1798,
ged. WG te Amsterdam [nh] Oudekerk op 7 mrt 1798,
begr. te Amsterdam [nh] Waalse kerk (Oudekerk ?) op 24 apr 1798.

Opmerkingen Geertruida ten Cate.
Ged. "Geertruida ten Cate fille de Jan Albertus ten Cate et Anna Maria Wast; baptisée à Ve Eglise pat Mr Griot le 7 mars; temoin le père". Begr. "Geertruij ten Cate, dr van Albertus ten Cate, bij het gebed sonder endt".


Levenloos ten Cate
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Levenloos ten Cate,
geb. en ovl. in 1802,
begr. te Amsterdam [nh] Heiligeweg Leidsekerkhof op 10 apr 1802.

Opmerkingen Levenloos ten Cate.
Begr. "Kint van Albertus ten Kaate op de Reguliersgt, doodgeboren".


Jeanne Adelaide Antoinette ten Cate
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Jeanne Adelaide Antoinette ten Cate,
geb. te Amsterdam [nh] op 21 jul 1805,
ged. WG te Amsterdam [nh] Waalse Kerk (Oude Kerk ?) op 31 jul 1805,
ovl. in 1807,
begr. te Amsterdam [nh] Waalse kerk (Oude Kerk?) op 27 okt 1807.

Opmerkingen Jeanne Adelaide Antoinette ten Cate.
Ged. "Jeanne Adelaide Antoinette ten Cate, fille de Jan Albertus ten Cate et de Anna Maria Wast; Parain Anthony la Rue; Maraines Johanna et Aleyda ten Cate presentée par Jan Albertus ten Cate baptisée le 31 juillet 1805 à G: E: par D: J: Louis". Begr. "...adres bij P. Wast, bij het gebed sonder endt. Te voet begraven. Ligt voor de trap van de gallerij van, van wijk no 16".


Susanna Maria ten Cate
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Susanna Maria ten Cate,
geb. te Amsterdam [nh] op 20 jul 1818,
ovl. te Amsterdam [nh] Keizersgracht bij de Leliegracht K 4 nr. 473 op 14 dec 1837.

Opmerkingen Susanna Maria ten Cate.
Susanna Maria ten Cate is geboren uit Susanna Maria Kerstens, dr van Johannes Hermanus Kerstens en Margaretha Weber, dienstbode van Jan Albertus ten Cate, geb. A'dam 25 april 1789, overl. ald. 13 nov. 1818; zij werd verwekt en erkend door Jan Albertus ten Cate (A'dam 27 jan. 1821).Overl. "Susanna Maria ten Cate, 19 jaar, geb. alhier, geen beroep, ongehuwd dochter van Jan Albertus ten Cate en Susanna Maria Kerstiens, beide overleden; wonende Keijzersgracht bij de Leliegracht K 4 no 473; op verklaring van George Broekhuijzen, 45 jaar, Leliegracht 3193, makelaar, gebuur en Jan van Lugt, 22 jaar, Singel, kantoorbediende, bekende".


Anna Maria Wast
in
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Anna Maria Wast,
geb. in 1769,
ged. RK te Amsterdam [nh] "De Papegaai" in de Kalverstraat op 3 nov 1769,
ovl. te Amsterdam [nh] op 13 sep 1822.

otr. op 27 dec 1793
met

Jan Albertus ten Cate, zn. van Jan ten Cate en Wilhelmina Hendrika Louisa Ditzel,
geb. in 1770,
ged. NG te Amsterdam [nh] Noorderkerk door ds. J. Tijken op 17 jan 1770,
commissionair te A'dam,
ovl. te Amsterdam [nh] op 24 okt 1825,
relatie (2)
met Susanna Maria Kerstens. Uit deze relatie één dochter,
tr. (3)
met Gerarda van Asperen. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Opmerkingen Jan Albertus ten Cate.
Zijn doopget. zijn Hendrik Gellink en Aleyda ten Cate wede van Jan ten Cate Lambertsz. (grootmoeder).
Opmerkingen Jan Albertus ten Cate en Anna Maria Wast
Ondertr. "Jan Albertus ten Cate van Amst: geref, 25 jaar, in de Dijkstraat, geadst met zijn vader Jan ten Cate Jansz. woont alsboven en Anna Maria Wast van Amst: Roomsch, 25 jaar, op de Grimburgwal, geadst met haar vader Paulus Wast, woont alsboven"
.

Uit deze relatie 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Andries*1796 Amsterdam [nh] †1858 Amsterdam [nh] 62
Geertruida*1798 Amsterdam [nh] 1798 Amsterdam [nh] 0
Levenloos*1802 Amsterdam [nh] †1802 Amsterdam [nh] 0
Jeanne*1805 Amsterdam [nh] †1807 Amsterdam [nh] 1