Tak Enschede
Hendriena Kroese
Hendriena (Dientje) Kroese,
geb. op 4 nov 1801,
ged. te Spankeren en Ellecom [ge] op 4 nov 1801,
ovl. te Dieren [ge] op 17 mrt 1841.

tr. te Rheden [ge] op 12 feb 1825
met

Gerrit Jan Hupkes, zn. van Geurt Hupkes en Johanna Wentink,
geb. te Ellecom [ge] op 18 apr 1784,
ged. NG te Ellecom [ge] op 25 apr 1784,
logementhouder, kastelein, landbouwer,
ovl. te Dieren [ge] op 14 aug 1856,
tr. (1)
met Hendrika Geerlings. Uit dit huwelijk één kind,
tr. (2)
met Christina Johanna van der Horst. Uit dit huwelijk 2 kinderen.

Uit dit huwelijk 7 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Doodgeb. zoon*1825 Dieren [ge]   0
Johannes*1827 Dieren [ge] †1827 Dieren [ge] 0
Johannes*1828 Dieren [ge] †1828 Dieren [ge] 0
Geertruida*1831 Dieren [ge] †1885 Arnhem [ge] 53
Herman*1834 Dieren [ge] †1884 Dieren [ge] 50
Johannes*1836 Dieren [ge] †1908 Arnhem [ge] 71
Gerrit*1839 Dieren [ge] †1880 Dieren [ge] 41


Johannes Hardeman
Johannes Hardeman.

tr.
met

Antonia Pietronella Margaretha Venis.

Uit dit huwelijk één dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antonia*1844 Veenendaal [ut] †1931 Rheden [ge] 86


Antonia Pietronella Margaretha Venis
Antonia Pietronella Margaretha Venis.

tr.
met

Johannes Hardeman.

Uit dit huwelijk één dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antonia*1844 Veenendaal [ut] †1931 Rheden [ge] 86


Gerrit Jan Hupkes
Gerrit Jan Hupkes,
geb. te Arnhem [ge] op 13 mrt 1868,
directeur Ned. Indische Machinefabriek te Soerabaja,
ovl. te Den Haag [zh] op 12 sep 1914.

Opmerkingen Gerrit Jan Hupkes.
Gerrit Jan ging na zijn werktuigstudie in Karlsruhe naar Indië als bruggenbouw ingenieur bij de Nederl.Indische Spoorwegen (N.T.S.) op Java. Hij was later een aantal jaren directeur van de Ned.Indische machinefabriek te Soerabaja aan de Kali Mas. In 1912 is de familie terug gegaan naar Doetinchem, waar hij tot zijn overlijden directeur was van de Geldersche Tram. Hij trouwde zijn nicht.

tr. te Zutphen [ge] op 12 okt 1892 (huweijk bij volmacht)
met

Antonia Petronella Margaretha van Hasselt, dr. van Lubertus Jacobus van Hasselt (leraar gymnasium en HBS te Zutphenb) en Geertruida Ersina Hardeman,
geb. te Dieren [ge] (Rheden) op 1 jun 1867,
ovl. te Arnhem [ge] op 20 okt 1943.

Uit dit huwelijk 2 kinderen.


Antonia Pietronella Margaretha Hupkes
Antonia Pietronella Margaretha Hupkes,
geb. te Arnhem [ge] op 29 sep 1869,
verpleegster,
ovl. te Arnhem [ge] op 10 mrt 1935.


Johannes Marinus Hupkes
Johannes Marinus Hupkes,
geb. te Arnhem [ge] op 11 jan 1872,
steenfabrikant, inspecteur voor crisiszaken,
ovl. te Den Haag [zh] op 17 apr 1951.

tr. (1) te Probolinggo [ja, Indonesië] op 5 okt 1896 (RA 1898/310),
(gesch. te Den Haag [zh] op 25 okt 1918)
met

Charlotte Jacob Cornelia (Charlien) Wegman, dr. van Hendrik Willem Wegman en Henriëtte Charlotte Maria Offers,
geb. te Bandoeng [jb, Indonesië] op 14 jun 1877,
ovl. te Den Haag [zh] op 13 sep 1956.

Uit dit huwelijk 2 kinderen.

tr. (2) te Den Haag [zh] op 18 feb 1920
met

Gerritje van de Weerdt, dr. van Gerrit van de Weerdt (korenmolenaar) en Johanna Elisabeth van Ommeren,
geb. te Elden [ge] (Arnhem) op 21 jul 1897,
ovl. te Den Haag [zh] op 5 sep 1966.


Willem Hupkes
Dr. Ir. Willem Hupkes,
geb. te Arnhem [ge] op 12 mei 1880,
adjunct ingenieur bij Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij later president-directeur der Nederlandse Spoorwegen,
ovl. te Bilthoven [ut] op 11 mrt 1965.

Opmerkingen Dr. Ir. Willem Hupkes.
HUPKES, Willem (1880-1965).
Hupkes, Willem, president-directeur Nederlandse Spoorwegen (Arnhem 12-5-1880 - Amsterdam 11-3-1965). Zoon van Johannes Hupkes, koopman, en Antonia Margaretha Hardeman. Gehuwd op 29-6-1906 met Catharina Antoinette Francine de Haan. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na echtscheiding (17-7-1912) gehuwd op 5-8-1913 met Julie Marie Bauer. Uit dit huwelijk werden 4 zoons geboren. Na haar overlijden (26-3-1959) gehuwd op 17-12-1960 met Eva Julia Wagner. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Hupkes, Willem.
Hupkes volgde de HBS in zijn geboorteplaats en studeerde vervolgens van 1898 tot 1904 werktuigbouw aan de Polytechnische School te Delft. Na het behalen van zijn diploma trad hij in september 1904 in dienst van de Hollandsche Spoorweg Maatschappij (HSM) als aspirant-adjunct-ingenieur met standplaats Arnhem. Een jaar later overgeplaatst naar de werkplaats te Amersfoort, hield hij zich bezig met de bouw en reparatie van rijtuigen en wagens. In 1911 volgde zijn bevordering tot ingenieur en overplaatsing naar het centraal bureau te Amsterdam, waar hij werd belast met het ontwerpen van een nieuw type sneltreinlocomotief. Hoewel gebonden aan een maximum-asdruk en een maximumlengte in verband met de bestaande draaischijven, wist hij met de serie 500 (later NS serie 2100) een machine te bouwen die sterk, snel en zuinig was. Van 1913 tot 1920 werden er 35 van gebouwd, die tot het einde van het stoomtijdperk in dienst zijn gebleven. In 1920, na de samenvoeging van de machineparken van de HSM en de Staatsspoorwegen (SS), werd Hupkes' oudere collega van de SS, prof. I. Franco, chef van de nieuwe Dienst van Materieel en Werkplaatsen, met Hupkes als tweede man. Zo kreeg de bouw van stoomlocomotieven voor de Nederlandsche Spoorwegen (NS) een sterk Staatsspoorkarakter en werden de ontwerpen van Hupkes - er was inmiddels ook een goede-rentreinmachine en een tenderlocomotief voor lokaallijnen verschenen - niet verder doorgebouwd. Hupkes concentreerde zich op de samenvoeging van de verschillende werkplaatsen en op nieuwe vormen van tractie. De lijn Amsterdam-Rotterdam zou worden geëlektrificeerd; voor de onrendabele lokaallijnen moest Hupkes een goedkopere vorm van exploitatie zoeken. Daartoe ontwierp hij enige series motorwagens, eerst met benzine-, later ook met dieselmotoren, die een volledig succes werden. Toen Franco in 1928 de NS verliet volgde Hupkes hem op als chef van de Dienst van Materieel en Werkplaatsen (later Tractie en Materieel genoemd). Met de bouw van stoomlocomotieven bemoeide hij zich weinig, hij concentreerde zich meer op de dieseltractie. Duitsland was voorgegaan in de bouw van lichte, snelle en comfortabele dieseltreinen voor de lange afstand. Hupkes introduceerde in 1934 in Nederland gestroomlijnde driewagenstellen van eigen ontwerp, aangedreven door dieselmotoren, met een ongekend comfort en hoge snelheid. De diesels maakten furore en droegen veel bij aan de verbetering van het verbleekte imago van de NS. De problemen die zich al gauw met de motoren voordeden werden onder Hupkes' vasthoudende leiding ten slotte overwonnen.
Toen in 1938 een plaats in de directie van NS vrijkwam, meende Hupkes aanspraak te kunnen maken op deze zetel, maar tot zijn teleurstelling gaf de regering de voorkeur aan iemand van buiten het bedrijf. Prof. J. Goudriaan, afkomstig van Philips, werd benoemd, maar toen in oktober 1938 opnieuw een vacature ontstond, werd Hupkes met zijn collega van de Dienst van Vervoer, ir. W.F.H, van Rijckevorsel, alsnog in de directie opgenomen. De eerste taak die de nieuwe directie zich gesteld zag was het terugdringen van de groeiende exploitatietekorten. Door modernisering en sluiting van onrendabele lijnen werd getracht dit doel te bereiken. Een groot deel van het net zou worden geëlektrificeerd; op de rest zou dieseltractie worden ingevoerd. De samenwerking binnen de directie verliep stroef. Goudriaan was een dynamisch man, vol nieuwe ideeën, maar impulsief en geen kenner van het spoorwegbedrijf. Hupkes daarentegen was door en door spoorman, grootgebracht in de tradities van het bedrijf. De overhaaste invoering van Goudriaans vernieuwingen bracht onrust onder het personeel, dat door het uitbreken van de oorlog toch al zo zwaar op de proef gesteld werd.
Toen de eerste schok van de Duitse inval voorbij was gaf de directie op 20 mei 1940 een dienstorder uit waarin het personeel werd opgedragen het bedrijf voort te zetten in loyale samenwerking met de bezetter. Het vitale spoorwegverkeer moest doorgang vinden. Nadat Goudriaan in oktober 1940 was gearresteerd en vervolgens ontslagen, kwam de leiding van het bedrijf geheel op de schouders van Hupkes als waarnemend president-directeur te rusten. Zijn streven was erop gericht zoveel mogelijk baas in eigen huis te blijven. Alleen door zich voorlopig loyaal op te stellen kon men de Duitsers buiten de deur houden. Daarbij achtte hij nauwe samenwerking met de Personeelraad, als vertegenwoordiger van de vakorganisaties, van het grootste belang. Bedreigingen als het uitzenden van personeel naar Duitsland, de verkoop of verhuur van materieel aan de Reichsbahn of de pogingen van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) om invloed binnen het bedrijf te krijgen, werden met wisselend succes bestreden. Door op één punt iets toe te geven kon hij elders voet bij stuk houden. Zo wist hij uitzending van 'zijn' mensen vrijwel geheel te voorkomen, maar kon hij niet beletten dat een deel van het rollend materieel over de oostgrens verdween. De NSB en daarmee verbonden organisaties kregen bij de NS geen voet aan de grond. Soms moest hij met de portefeuille zwaaien; de Duitsers wilden hem niet kwijt.
Dit alles bracht natuurlijk verwijten van de illegaliteit ten aanzien van Hupkes' beleid: waarom reed NS de jodentransporten naar Westerbork en waarom werden de militaire treinen niet gesaboteerd? Hupkes was van mening dat de Duitsers bij weigering van dergelijke transporten het bedrijf voor hun eigen doeleinden zouden overnemen tot nadeel van de burgerbevolking, die de vitale aanvoer van brandstoffen en voedsel zou moeten missen. Staking van het bedrijf zou alleen kunnen gebeuren op bevel van de regering in Londen in overleg met de geallieerde autoriteiten. Hupkes was geen verzetsman; de illegaliteit, zeker in het begin, was hem te wild en te verdeeld. De risico's van verzetsdaden bij NS waren in zijn ogen te groot in vergelijking met het rendement. Hij liet echter wel toe dat medewerkers gegevens over Duitse transporten doorgaven aan de Engelsen en hij wist vele mannen te behoeden voor de Arbeitseinsatz door hen een onmisbaar baantje bij het spoor te verschaffen. Pas laat in 1943, toen de militaire situatie zich in het voordeel van de geallieerden keerde, zocht hij contact met het georganiseerde verzet, in de vorm van de Orde Dienst van jhr. P.J. Six. Plannen voor een staking werden opgesteld, maar een regeling voor het uitbetalen van lonen aan stakers op langere termijn vond Hupkes niet nodig, omdat een staking toch maar van korte duur zou zijn. Maar alles liep anders dan Hupkes had gewild of kunnen voorzien. Buiten de NS-directie om werd uit Londen door de regering-Gerbrandy op 17 september 1944 het stakingsparool gegeven en het bedrijf kwam grotendeels stil te liggen, bovendien door de nederlaag van de geallieerden bij de slag om Arnhem voor een veel langere duur dan toen was verwacht. Door de slechte verbindingen, de algehele verwarring en de Duitse tegenmaatregelen ontglipte de leiding grotendeels aan de directie. Het waren vooral de verzetsorganisaties, zoals het Nationaal Steunfonds (NSF) en de Landelijke Organisatie (LO), die de stakende NS-werknemers wisten op te vangen en hun bij hun onderduik materiële hulp konden bieden. Pas laat in 1944 kreeg de NS-directie, en dan vooral Hupkes, weer enige greep op de gebeurtenissen, maar dan voornamelijk rond Utrecht. Angst voor anarchie en een communistische machtsovername binnen NS na de bevrijding brachten hem ertoe te streven naar een groter aandeel in de stakingsleiding voor de Personeelsraad. De Raad, als vertegenwoordiger van de gevestigde vakbonden, was een stabiliserend element in het bedrijf en moest dat blijven.
Bij de bevrijding was het aanzien van het bedrijf ongeschonden. Hupkes was erin geslaagd de discipline en het gezag van de directie en Personeelraad grotendeels te bewaren of althans na de aanvankelijke verwarring in september 1944 terug te vinden. Ook de zuiveringen binnen NS wist hij in eigen hand te houden en snel te doen afhandelen. Kritiek op zijn beleid kwam er ook, vooral van communistische zijde en ook van Goudriaan. Deze was na zijn vrijlating uit Duitse gevangenschap ontsnapt naar het in 1944 reeds bevrijde zuiden van het land en had daar de leiding genomen van de wederopbouw van het spoorwegnet. Binnen en ook buiten het bedrijf riep hij echter nog zoveel weerstanden op dat hij door de naoorlogse regering aan de kant werd geschoven. In zijn plaats werd Hupkes in juni 1945 benoemd tot president-directeur, hoewel hij de pensioengerechtigde leeftijd reeds bereikt had. Nog anderhalf jaar gaf hij leiding aan het herstel, totdat hij op 1 januari 1947 terugtrad. De Technische Hoogeschool Delft eerde in 1946 zijn verdiensten met een eredoctoraat, dat hij uit handen van prof. F. Westendorp ontving. Na zijn pensionering werd hij benoemd tot commissaris van NS, terwijl hij ook bij andere bedrijven soortgelijke functies vervulde.
P: o.a. 'Nieuwe sneltreinlocomotieven der H.IJ.S.M.', in De Ingenieur 31 (1916)213-226; 'Benzine-motorrijtuigen der Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 40 (1925) 25-40; 'Werkplaatsbeheer bij de Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 46 (1931) V, 115-124; Nieuwjaarsredevoeringen gedurende oorlogstijd [S.l, ca. 1946].
L: 'Afscheid van ir. W. Hupkes', in Spoor- en tramwegen 20 (1947) 2 (16 januari) 17-19; A.J.C. Rüter, Rijden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd ('s-Gravenhage, 1960); J. Goudriaan, Vriend en vijand. Herinneringen aan de Nederlandse Spoorwegen 1938 -1948 (Amsterdam, 1961); F.Q. den Hollander, in De Ingenieur 77 (1965) A 251-252; S. Buys, 'Herinnering aan een president', in De Koppeling, 19-3-1965.
I: De Ingenieur 77 (1965) A 251.
A.J. Veenendaal jr.
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989).
Laatst gewijzigd op 12-11-2013
.

tr. (1) te Arnhem [ge] op 29 jun 1906,
(gesch. te Amsterdam [nh] op 24 mei 1912)
met

Catharina Antoinette Francine de Haan, dr. van Willem Johannes de Haan (landmeter kadaster) en Francina van Poppel,
geb. te Princenhage [nb] in 1887.
Opmerkingen Willem Hupkes en Catharina Antoinette Francine de Haan
Echtscheiding vonnis Amsterdam 24-05-1912, ingeschreven te Bussum 17-07-1912
.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.

tr. (2) op 5 aug 1913
met

Julie Marie Bauer, dr. van Hermann Oscar Bauer en Anna Marie Diex,
geb. te Amersfoort [ut] op 7 jul 1893,
ovl. te De Bilt [ut] op 26 mrt 1959.

Uit dit huwelijk 4 kinderen.

tr. (3) op 17 dec 1960
met

Eva Julia Wagner,
geb. te Kaiserswerth [nw, Duitsland] op 19 jul 1909,
gymnastiek lerares.


Catharina Antoinette Francine de Haan
Catharina Antoinette Francine de Haan,
geb. te Princenhage [nb] in 1887.

tr. te Arnhem [ge] op 29 jun 1906,
(gesch. te Amsterdam [nh] op 24 mei 1912)
met

Dr. Ir. Willem Hupkes, zn. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 12 mei 1880,
adjunct ingenieur bij Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij later president-directeur der Nederlandse Spoorwegen,
ovl. te Bilthoven [ut] op 11 mrt 1965,
tr. (2)
met Julie Marie Bauer. Uit dit huwelijk 4 kinderen,
tr. (3)
met Eva Julia Wagner. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Opmerkingen Dr. Ir. Willem Hupkes.
HUPKES, Willem (1880-1965).
Hupkes, Willem, president-directeur Nederlandse Spoorwegen (Arnhem 12-5-1880 - Amsterdam 11-3-1965). Zoon van Johannes Hupkes, koopman, en Antonia Margaretha Hardeman. Gehuwd op 29-6-1906 met Catharina Antoinette Francine de Haan. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na echtscheiding (17-7-1912) gehuwd op 5-8-1913 met Julie Marie Bauer. Uit dit huwelijk werden 4 zoons geboren. Na haar overlijden (26-3-1959) gehuwd op 17-12-1960 met Eva Julia Wagner. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Hupkes, Willem.
Hupkes volgde de HBS in zijn geboorteplaats en studeerde vervolgens van 1898 tot 1904 werktuigbouw aan de Polytechnische School te Delft. Na het behalen van zijn diploma trad hij in september 1904 in dienst van de Hollandsche Spoorweg Maatschappij (HSM) als aspirant-adjunct-ingenieur met standplaats Arnhem. Een jaar later overgeplaatst naar de werkplaats te Amersfoort, hield hij zich bezig met de bouw en reparatie van rijtuigen en wagens. In 1911 volgde zijn bevordering tot ingenieur en overplaatsing naar het centraal bureau te Amsterdam, waar hij werd belast met het ontwerpen van een nieuw type sneltreinlocomotief. Hoewel gebonden aan een maximum-asdruk en een maximumlengte in verband met de bestaande draaischijven, wist hij met de serie 500 (later NS serie 2100) een machine te bouwen die sterk, snel en zuinig was. Van 1913 tot 1920 werden er 35 van gebouwd, die tot het einde van het stoomtijdperk in dienst zijn gebleven. In 1920, na de samenvoeging van de machineparken van de HSM en de Staatsspoorwegen (SS), werd Hupkes' oudere collega van de SS, prof. I. Franco, chef van de nieuwe Dienst van Materieel en Werkplaatsen, met Hupkes als tweede man. Zo kreeg de bouw van stoomlocomotieven voor de Nederlandsche Spoorwegen (NS) een sterk Staatsspoorkarakter en werden de ontwerpen van Hupkes - er was inmiddels ook een goede-rentreinmachine en een tenderlocomotief voor lokaallijnen verschenen - niet verder doorgebouwd. Hupkes concentreerde zich op de samenvoeging van de verschillende werkplaatsen en op nieuwe vormen van tractie. De lijn Amsterdam-Rotterdam zou worden geëlektrificeerd; voor de onrendabele lokaallijnen moest Hupkes een goedkopere vorm van exploitatie zoeken. Daartoe ontwierp hij enige series motorwagens, eerst met benzine-, later ook met dieselmotoren, die een volledig succes werden. Toen Franco in 1928 de NS verliet volgde Hupkes hem op als chef van de Dienst van Materieel en Werkplaatsen (later Tractie en Materieel genoemd). Met de bouw van stoomlocomotieven bemoeide hij zich weinig, hij concentreerde zich meer op de dieseltractie. Duitsland was voorgegaan in de bouw van lichte, snelle en comfortabele dieseltreinen voor de lange afstand. Hupkes introduceerde in 1934 in Nederland gestroomlijnde driewagenstellen van eigen ontwerp, aangedreven door dieselmotoren, met een ongekend comfort en hoge snelheid. De diesels maakten furore en droegen veel bij aan de verbetering van het verbleekte imago van de NS. De problemen die zich al gauw met de motoren voordeden werden onder Hupkes' vasthoudende leiding ten slotte overwonnen.
Toen in 1938 een plaats in de directie van NS vrijkwam, meende Hupkes aanspraak te kunnen maken op deze zetel, maar tot zijn teleurstelling gaf de regering de voorkeur aan iemand van buiten het bedrijf. Prof. J. Goudriaan, afkomstig van Philips, werd benoemd, maar toen in oktober 1938 opnieuw een vacature ontstond, werd Hupkes met zijn collega van de Dienst van Vervoer, ir. W.F.H, van Rijckevorsel, alsnog in de directie opgenomen. De eerste taak die de nieuwe directie zich gesteld zag was het terugdringen van de groeiende exploitatietekorten. Door modernisering en sluiting van onrendabele lijnen werd getracht dit doel te bereiken. Een groot deel van het net zou worden geëlektrificeerd; op de rest zou dieseltractie worden ingevoerd. De samenwerking binnen de directie verliep stroef. Goudriaan was een dynamisch man, vol nieuwe ideeën, maar impulsief en geen kenner van het spoorwegbedrijf. Hupkes daarentegen was door en door spoorman, grootgebracht in de tradities van het bedrijf. De overhaaste invoering van Goudriaans vernieuwingen bracht onrust onder het personeel, dat door het uitbreken van de oorlog toch al zo zwaar op de proef gesteld werd.
Toen de eerste schok van de Duitse inval voorbij was gaf de directie op 20 mei 1940 een dienstorder uit waarin het personeel werd opgedragen het bedrijf voort te zetten in loyale samenwerking met de bezetter. Het vitale spoorwegverkeer moest doorgang vinden. Nadat Goudriaan in oktober 1940 was gearresteerd en vervolgens ontslagen, kwam de leiding van het bedrijf geheel op de schouders van Hupkes als waarnemend president-directeur te rusten. Zijn streven was erop gericht zoveel mogelijk baas in eigen huis te blijven. Alleen door zich voorlopig loyaal op te stellen kon men de Duitsers buiten de deur houden. Daarbij achtte hij nauwe samenwerking met de Personeelraad, als vertegenwoordiger van de vakorganisaties, van het grootste belang. Bedreigingen als het uitzenden van personeel naar Duitsland, de verkoop of verhuur van materieel aan de Reichsbahn of de pogingen van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) om invloed binnen het bedrijf te krijgen, werden met wisselend succes bestreden. Door op één punt iets toe te geven kon hij elders voet bij stuk houden. Zo wist hij uitzending van 'zijn' mensen vrijwel geheel te voorkomen, maar kon hij niet beletten dat een deel van het rollend materieel over de oostgrens verdween. De NSB en daarmee verbonden organisaties kregen bij de NS geen voet aan de grond. Soms moest hij met de portefeuille zwaaien; de Duitsers wilden hem niet kwijt.
Dit alles bracht natuurlijk verwijten van de illegaliteit ten aanzien van Hupkes' beleid: waarom reed NS de jodentransporten naar Westerbork en waarom werden de militaire treinen niet gesaboteerd? Hupkes was van mening dat de Duitsers bij weigering van dergelijke transporten het bedrijf voor hun eigen doeleinden zouden overnemen tot nadeel van de burgerbevolking, die de vitale aanvoer van brandstoffen en voedsel zou moeten missen. Staking van het bedrijf zou alleen kunnen gebeuren op bevel van de regering in Londen in overleg met de geallieerde autoriteiten. Hupkes was geen verzetsman; de illegaliteit, zeker in het begin, was hem te wild en te verdeeld. De risico's van verzetsdaden bij NS waren in zijn ogen te groot in vergelijking met het rendement. Hij liet echter wel toe dat medewerkers gegevens over Duitse transporten doorgaven aan de Engelsen en hij wist vele mannen te behoeden voor de Arbeitseinsatz door hen een onmisbaar baantje bij het spoor te verschaffen. Pas laat in 1943, toen de militaire situatie zich in het voordeel van de geallieerden keerde, zocht hij contact met het georganiseerde verzet, in de vorm van de Orde Dienst van jhr. P.J. Six. Plannen voor een staking werden opgesteld, maar een regeling voor het uitbetalen van lonen aan stakers op langere termijn vond Hupkes niet nodig, omdat een staking toch maar van korte duur zou zijn. Maar alles liep anders dan Hupkes had gewild of kunnen voorzien. Buiten de NS-directie om werd uit Londen door de regering-Gerbrandy op 17 september 1944 het stakingsparool gegeven en het bedrijf kwam grotendeels stil te liggen, bovendien door de nederlaag van de geallieerden bij de slag om Arnhem voor een veel langere duur dan toen was verwacht. Door de slechte verbindingen, de algehele verwarring en de Duitse tegenmaatregelen ontglipte de leiding grotendeels aan de directie. Het waren vooral de verzetsorganisaties, zoals het Nationaal Steunfonds (NSF) en de Landelijke Organisatie (LO), die de stakende NS-werknemers wisten op te vangen en hun bij hun onderduik materiële hulp konden bieden. Pas laat in 1944 kreeg de NS-directie, en dan vooral Hupkes, weer enige greep op de gebeurtenissen, maar dan voornamelijk rond Utrecht. Angst voor anarchie en een communistische machtsovername binnen NS na de bevrijding brachten hem ertoe te streven naar een groter aandeel in de stakingsleiding voor de Personeelsraad. De Raad, als vertegenwoordiger van de gevestigde vakbonden, was een stabiliserend element in het bedrijf en moest dat blijven.
Bij de bevrijding was het aanzien van het bedrijf ongeschonden. Hupkes was erin geslaagd de discipline en het gezag van de directie en Personeelraad grotendeels te bewaren of althans na de aanvankelijke verwarring in september 1944 terug te vinden. Ook de zuiveringen binnen NS wist hij in eigen hand te houden en snel te doen afhandelen. Kritiek op zijn beleid kwam er ook, vooral van communistische zijde en ook van Goudriaan. Deze was na zijn vrijlating uit Duitse gevangenschap ontsnapt naar het in 1944 reeds bevrijde zuiden van het land en had daar de leiding genomen van de wederopbouw van het spoorwegnet. Binnen en ook buiten het bedrijf riep hij echter nog zoveel weerstanden op dat hij door de naoorlogse regering aan de kant werd geschoven. In zijn plaats werd Hupkes in juni 1945 benoemd tot president-directeur, hoewel hij de pensioengerechtigde leeftijd reeds bereikt had. Nog anderhalf jaar gaf hij leiding aan het herstel, totdat hij op 1 januari 1947 terugtrad. De Technische Hoogeschool Delft eerde in 1946 zijn verdiensten met een eredoctoraat, dat hij uit handen van prof. F. Westendorp ontving. Na zijn pensionering werd hij benoemd tot commissaris van NS, terwijl hij ook bij andere bedrijven soortgelijke functies vervulde.
P: o.a. 'Nieuwe sneltreinlocomotieven der H.IJ.S.M.', in De Ingenieur 31 (1916)213-226; 'Benzine-motorrijtuigen der Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 40 (1925) 25-40; 'Werkplaatsbeheer bij de Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 46 (1931) V, 115-124; Nieuwjaarsredevoeringen gedurende oorlogstijd [S.l, ca. 1946].
L: 'Afscheid van ir. W. Hupkes', in Spoor- en tramwegen 20 (1947) 2 (16 januari) 17-19; A.J.C. Rüter, Rijden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd ('s-Gravenhage, 1960); J. Goudriaan, Vriend en vijand. Herinneringen aan de Nederlandse Spoorwegen 1938 -1948 (Amsterdam, 1961); F.Q. den Hollander, in De Ingenieur 77 (1965) A 251-252; S. Buys, 'Herinnering aan een president', in De Koppeling, 19-3-1965.
I: De Ingenieur 77 (1965) A 251.
A.J. Veenendaal jr.
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989).
Laatst gewijzigd op 12-11-2013
.
Opmerkingen Willem Hupkes en Catharina Antoinette Francine de Haan
Echtscheiding vonnis Amsterdam 24-05-1912, ingeschreven te Bussum 17-07-1912
.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


Willem Johannes de Haan
Willem Johannes de Haan,
landmeter kadaster.

tr.
met

Francina van Poppel.

Uit dit huwelijk één dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Catharina*1887 Princenhage [nb]    


Francina van Poppel
Francina van Poppel.

tr.
met

Willem Johannes de Haan,
landmeter kadaster.

Uit dit huwelijk één dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Catharina*1887 Princenhage [nb]    


Johannes Hupkes
Johannes Hupkes,
geb. te Dieren [ge] (Rheden) op 9 jun 1827,
ovl. te Dieren [ge] (Rheden) op 13 dec 1827.


Antonia Petronella Margaretha van Hasselt
Antonia Petronella Margaretha van Hasselt,
geb. te Dieren [ge] (Rheden) op 1 jun 1867,
ovl. te Arnhem [ge] op 20 okt 1943.

tr. te Zutphen [ge] op 12 okt 1892 (huweijk bij volmacht)
met

Gerrit Jan Hupkes, zn. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 13 mrt 1868,
directeur Ned. Indische Machinefabriek te Soerabaja,
ovl. te Den Haag [zh] op 12 sep 1914.

Opmerkingen Gerrit Jan Hupkes.
Gerrit Jan ging na zijn werktuigstudie in Karlsruhe naar Indië als bruggenbouw ingenieur bij de Nederl.Indische Spoorwegen (N.T.S.) op Java. Hij was later een aantal jaren directeur van de Ned.Indische machinefabriek te Soerabaja aan de Kali Mas. In 1912 is de familie terug gegaan naar Doetinchem, waar hij tot zijn overlijden directeur was van de Geldersche Tram. Hij trouwde zijn nicht.

Uit dit huwelijk 2 kinderen.


Leonard Hupkes
Leonard Hupkes,
geb. te Arnhem [ge] op 18 feb 1877,
mijningenieur,
ovl. te Den Haag [zh] op 28 aug 1958.

tr. te Den Haag [zh] op 4 apr 1922
met

Margo Henriëtte Melchers, dr. van Henriette Philippine Melchers,
geb. te Amsterdam [nh] op 28 mei 1887.

Opmerkingen Margo Henriëtte Melchers.
Eerder gehuwd met Venancio Felix Manuel Pascal Sanchez, gescheiden 2 juni 1921 te Den Haag.


Hendriena Hupkes
Hendriena Hupkes,
geb. te Arnhem [ge] op 28 sep 1878,
ovl. te Scheveningen [zh] op 6 sep 1908.

tr. te Arnhem [ge] op 19 feb 1903
met

Wilhelmus Hermanus Gorter, zn. van Sjoerd Gorter (zeepzieder) en Catharina Johanna Mathlener Loderus,
geb. te Sneek [fr] op 8 dec 1869,
papierhandelaar,
ovl. te Den Haag [zh] op 6 dec 1940.

Uit dit huwelijk één kind.


Gerritje van de Weerdt
Gerritje van de Weerdt,
geb. te Elden [ge] (Arnhem) op 21 jul 1897,
ovl. te Den Haag [zh] op 5 sep 1966.

tr. te Den Haag [zh] op 18 feb 1920
met

Johannes Marinus Hupkes, zn. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 11 jan 1872,
steenfabrikant, inspecteur voor crisiszaken,
ovl. te Den Haag [zh] op 17 apr 1951,
tr. (1)
met Charlotte Jacob Cornelia (Charlien) Wegman. Uit dit huwelijk 2 kinderen.


Julie Marie Bauer
Julie Marie Bauer,
geb. te Amersfoort [ut] op 7 jul 1893,
ovl. te De Bilt [ut] op 26 mrt 1959.

tr. op 5 aug 1913
met

Dr. Ir. Willem Hupkes, zn. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 12 mei 1880,
adjunct ingenieur bij Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij later president-directeur der Nederlandse Spoorwegen,
ovl. te Bilthoven [ut] op 11 mrt 1965,
tr. (1)
met Catharina Antoinette Francine de Haan, dr. van Willem Johannes de Haan (landmeter kadaster) en Francina van Poppel. Uit dit huwelijk 3 kinderen,
tr. (3)
met Eva Julia Wagner. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Opmerkingen Dr. Ir. Willem Hupkes.
HUPKES, Willem (1880-1965).
Hupkes, Willem, president-directeur Nederlandse Spoorwegen (Arnhem 12-5-1880 - Amsterdam 11-3-1965). Zoon van Johannes Hupkes, koopman, en Antonia Margaretha Hardeman. Gehuwd op 29-6-1906 met Catharina Antoinette Francine de Haan. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na echtscheiding (17-7-1912) gehuwd op 5-8-1913 met Julie Marie Bauer. Uit dit huwelijk werden 4 zoons geboren. Na haar overlijden (26-3-1959) gehuwd op 17-12-1960 met Eva Julia Wagner. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Hupkes, Willem.
Hupkes volgde de HBS in zijn geboorteplaats en studeerde vervolgens van 1898 tot 1904 werktuigbouw aan de Polytechnische School te Delft. Na het behalen van zijn diploma trad hij in september 1904 in dienst van de Hollandsche Spoorweg Maatschappij (HSM) als aspirant-adjunct-ingenieur met standplaats Arnhem. Een jaar later overgeplaatst naar de werkplaats te Amersfoort, hield hij zich bezig met de bouw en reparatie van rijtuigen en wagens. In 1911 volgde zijn bevordering tot ingenieur en overplaatsing naar het centraal bureau te Amsterdam, waar hij werd belast met het ontwerpen van een nieuw type sneltreinlocomotief. Hoewel gebonden aan een maximum-asdruk en een maximumlengte in verband met de bestaande draaischijven, wist hij met de serie 500 (later NS serie 2100) een machine te bouwen die sterk, snel en zuinig was. Van 1913 tot 1920 werden er 35 van gebouwd, die tot het einde van het stoomtijdperk in dienst zijn gebleven. In 1920, na de samenvoeging van de machineparken van de HSM en de Staatsspoorwegen (SS), werd Hupkes' oudere collega van de SS, prof. I. Franco, chef van de nieuwe Dienst van Materieel en Werkplaatsen, met Hupkes als tweede man. Zo kreeg de bouw van stoomlocomotieven voor de Nederlandsche Spoorwegen (NS) een sterk Staatsspoorkarakter en werden de ontwerpen van Hupkes - er was inmiddels ook een goede-rentreinmachine en een tenderlocomotief voor lokaallijnen verschenen - niet verder doorgebouwd. Hupkes concentreerde zich op de samenvoeging van de verschillende werkplaatsen en op nieuwe vormen van tractie. De lijn Amsterdam-Rotterdam zou worden geëlektrificeerd; voor de onrendabele lokaallijnen moest Hupkes een goedkopere vorm van exploitatie zoeken. Daartoe ontwierp hij enige series motorwagens, eerst met benzine-, later ook met dieselmotoren, die een volledig succes werden. Toen Franco in 1928 de NS verliet volgde Hupkes hem op als chef van de Dienst van Materieel en Werkplaatsen (later Tractie en Materieel genoemd). Met de bouw van stoomlocomotieven bemoeide hij zich weinig, hij concentreerde zich meer op de dieseltractie. Duitsland was voorgegaan in de bouw van lichte, snelle en comfortabele dieseltreinen voor de lange afstand. Hupkes introduceerde in 1934 in Nederland gestroomlijnde driewagenstellen van eigen ontwerp, aangedreven door dieselmotoren, met een ongekend comfort en hoge snelheid. De diesels maakten furore en droegen veel bij aan de verbetering van het verbleekte imago van de NS. De problemen die zich al gauw met de motoren voordeden werden onder Hupkes' vasthoudende leiding ten slotte overwonnen.
Toen in 1938 een plaats in de directie van NS vrijkwam, meende Hupkes aanspraak te kunnen maken op deze zetel, maar tot zijn teleurstelling gaf de regering de voorkeur aan iemand van buiten het bedrijf. Prof. J. Goudriaan, afkomstig van Philips, werd benoemd, maar toen in oktober 1938 opnieuw een vacature ontstond, werd Hupkes met zijn collega van de Dienst van Vervoer, ir. W.F.H, van Rijckevorsel, alsnog in de directie opgenomen. De eerste taak die de nieuwe directie zich gesteld zag was het terugdringen van de groeiende exploitatietekorten. Door modernisering en sluiting van onrendabele lijnen werd getracht dit doel te bereiken. Een groot deel van het net zou worden geëlektrificeerd; op de rest zou dieseltractie worden ingevoerd. De samenwerking binnen de directie verliep stroef. Goudriaan was een dynamisch man, vol nieuwe ideeën, maar impulsief en geen kenner van het spoorwegbedrijf. Hupkes daarentegen was door en door spoorman, grootgebracht in de tradities van het bedrijf. De overhaaste invoering van Goudriaans vernieuwingen bracht onrust onder het personeel, dat door het uitbreken van de oorlog toch al zo zwaar op de proef gesteld werd.
Toen de eerste schok van de Duitse inval voorbij was gaf de directie op 20 mei 1940 een dienstorder uit waarin het personeel werd opgedragen het bedrijf voort te zetten in loyale samenwerking met de bezetter. Het vitale spoorwegverkeer moest doorgang vinden. Nadat Goudriaan in oktober 1940 was gearresteerd en vervolgens ontslagen, kwam de leiding van het bedrijf geheel op de schouders van Hupkes als waarnemend president-directeur te rusten. Zijn streven was erop gericht zoveel mogelijk baas in eigen huis te blijven. Alleen door zich voorlopig loyaal op te stellen kon men de Duitsers buiten de deur houden. Daarbij achtte hij nauwe samenwerking met de Personeelraad, als vertegenwoordiger van de vakorganisaties, van het grootste belang. Bedreigingen als het uitzenden van personeel naar Duitsland, de verkoop of verhuur van materieel aan de Reichsbahn of de pogingen van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) om invloed binnen het bedrijf te krijgen, werden met wisselend succes bestreden. Door op één punt iets toe te geven kon hij elders voet bij stuk houden. Zo wist hij uitzending van 'zijn' mensen vrijwel geheel te voorkomen, maar kon hij niet beletten dat een deel van het rollend materieel over de oostgrens verdween. De NSB en daarmee verbonden organisaties kregen bij de NS geen voet aan de grond. Soms moest hij met de portefeuille zwaaien; de Duitsers wilden hem niet kwijt.
Dit alles bracht natuurlijk verwijten van de illegaliteit ten aanzien van Hupkes' beleid: waarom reed NS de jodentransporten naar Westerbork en waarom werden de militaire treinen niet gesaboteerd? Hupkes was van mening dat de Duitsers bij weigering van dergelijke transporten het bedrijf voor hun eigen doeleinden zouden overnemen tot nadeel van de burgerbevolking, die de vitale aanvoer van brandstoffen en voedsel zou moeten missen. Staking van het bedrijf zou alleen kunnen gebeuren op bevel van de regering in Londen in overleg met de geallieerde autoriteiten. Hupkes was geen verzetsman; de illegaliteit, zeker in het begin, was hem te wild en te verdeeld. De risico's van verzetsdaden bij NS waren in zijn ogen te groot in vergelijking met het rendement. Hij liet echter wel toe dat medewerkers gegevens over Duitse transporten doorgaven aan de Engelsen en hij wist vele mannen te behoeden voor de Arbeitseinsatz door hen een onmisbaar baantje bij het spoor te verschaffen. Pas laat in 1943, toen de militaire situatie zich in het voordeel van de geallieerden keerde, zocht hij contact met het georganiseerde verzet, in de vorm van de Orde Dienst van jhr. P.J. Six. Plannen voor een staking werden opgesteld, maar een regeling voor het uitbetalen van lonen aan stakers op langere termijn vond Hupkes niet nodig, omdat een staking toch maar van korte duur zou zijn. Maar alles liep anders dan Hupkes had gewild of kunnen voorzien. Buiten de NS-directie om werd uit Londen door de regering-Gerbrandy op 17 september 1944 het stakingsparool gegeven en het bedrijf kwam grotendeels stil te liggen, bovendien door de nederlaag van de geallieerden bij de slag om Arnhem voor een veel langere duur dan toen was verwacht. Door de slechte verbindingen, de algehele verwarring en de Duitse tegenmaatregelen ontglipte de leiding grotendeels aan de directie. Het waren vooral de verzetsorganisaties, zoals het Nationaal Steunfonds (NSF) en de Landelijke Organisatie (LO), die de stakende NS-werknemers wisten op te vangen en hun bij hun onderduik materiële hulp konden bieden. Pas laat in 1944 kreeg de NS-directie, en dan vooral Hupkes, weer enige greep op de gebeurtenissen, maar dan voornamelijk rond Utrecht. Angst voor anarchie en een communistische machtsovername binnen NS na de bevrijding brachten hem ertoe te streven naar een groter aandeel in de stakingsleiding voor de Personeelsraad. De Raad, als vertegenwoordiger van de gevestigde vakbonden, was een stabiliserend element in het bedrijf en moest dat blijven.
Bij de bevrijding was het aanzien van het bedrijf ongeschonden. Hupkes was erin geslaagd de discipline en het gezag van de directie en Personeelraad grotendeels te bewaren of althans na de aanvankelijke verwarring in september 1944 terug te vinden. Ook de zuiveringen binnen NS wist hij in eigen hand te houden en snel te doen afhandelen. Kritiek op zijn beleid kwam er ook, vooral van communistische zijde en ook van Goudriaan. Deze was na zijn vrijlating uit Duitse gevangenschap ontsnapt naar het in 1944 reeds bevrijde zuiden van het land en had daar de leiding genomen van de wederopbouw van het spoorwegnet. Binnen en ook buiten het bedrijf riep hij echter nog zoveel weerstanden op dat hij door de naoorlogse regering aan de kant werd geschoven. In zijn plaats werd Hupkes in juni 1945 benoemd tot president-directeur, hoewel hij de pensioengerechtigde leeftijd reeds bereikt had. Nog anderhalf jaar gaf hij leiding aan het herstel, totdat hij op 1 januari 1947 terugtrad. De Technische Hoogeschool Delft eerde in 1946 zijn verdiensten met een eredoctoraat, dat hij uit handen van prof. F. Westendorp ontving. Na zijn pensionering werd hij benoemd tot commissaris van NS, terwijl hij ook bij andere bedrijven soortgelijke functies vervulde.
P: o.a. 'Nieuwe sneltreinlocomotieven der H.IJ.S.M.', in De Ingenieur 31 (1916)213-226; 'Benzine-motorrijtuigen der Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 40 (1925) 25-40; 'Werkplaatsbeheer bij de Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 46 (1931) V, 115-124; Nieuwjaarsredevoeringen gedurende oorlogstijd [S.l, ca. 1946].
L: 'Afscheid van ir. W. Hupkes', in Spoor- en tramwegen 20 (1947) 2 (16 januari) 17-19; A.J.C. Rüter, Rijden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd ('s-Gravenhage, 1960); J. Goudriaan, Vriend en vijand. Herinneringen aan de Nederlandse Spoorwegen 1938 -1948 (Amsterdam, 1961); F.Q. den Hollander, in De Ingenieur 77 (1965) A 251-252; S. Buys, 'Herinnering aan een president', in De Koppeling, 19-3-1965.
I: De Ingenieur 77 (1965) A 251.
A.J. Veenendaal jr.
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989).
Laatst gewijzigd op 12-11-2013
.

Uit dit huwelijk 4 kinderen.


Eva Julia Wagner
Eva Julia Wagner,
geb. te Kaiserswerth [nw, Duitsland] op 19 jul 1909,
gymnastiek lerares.

tr. op 17 dec 1960
met

Dr. Ir. Willem Hupkes, zn. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 12 mei 1880,
adjunct ingenieur bij Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij later president-directeur der Nederlandse Spoorwegen,
ovl. te Bilthoven [ut] op 11 mrt 1965,
tr. (1)
met Catharina Antoinette Francine de Haan. Uit dit huwelijk 3 kinderen,
tr. (2)
met Julie Marie Bauer, dr. van Hermann Oscar Bauer en Anna Marie Diex. Uit dit huwelijk 4 kinderen.

Opmerkingen Dr. Ir. Willem Hupkes.
HUPKES, Willem (1880-1965).
Hupkes, Willem, president-directeur Nederlandse Spoorwegen (Arnhem 12-5-1880 - Amsterdam 11-3-1965). Zoon van Johannes Hupkes, koopman, en Antonia Margaretha Hardeman. Gehuwd op 29-6-1906 met Catharina Antoinette Francine de Haan. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na echtscheiding (17-7-1912) gehuwd op 5-8-1913 met Julie Marie Bauer. Uit dit huwelijk werden 4 zoons geboren. Na haar overlijden (26-3-1959) gehuwd op 17-12-1960 met Eva Julia Wagner. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Hupkes, Willem.
Hupkes volgde de HBS in zijn geboorteplaats en studeerde vervolgens van 1898 tot 1904 werktuigbouw aan de Polytechnische School te Delft. Na het behalen van zijn diploma trad hij in september 1904 in dienst van de Hollandsche Spoorweg Maatschappij (HSM) als aspirant-adjunct-ingenieur met standplaats Arnhem. Een jaar later overgeplaatst naar de werkplaats te Amersfoort, hield hij zich bezig met de bouw en reparatie van rijtuigen en wagens. In 1911 volgde zijn bevordering tot ingenieur en overplaatsing naar het centraal bureau te Amsterdam, waar hij werd belast met het ontwerpen van een nieuw type sneltreinlocomotief. Hoewel gebonden aan een maximum-asdruk en een maximumlengte in verband met de bestaande draaischijven, wist hij met de serie 500 (later NS serie 2100) een machine te bouwen die sterk, snel en zuinig was. Van 1913 tot 1920 werden er 35 van gebouwd, die tot het einde van het stoomtijdperk in dienst zijn gebleven. In 1920, na de samenvoeging van de machineparken van de HSM en de Staatsspoorwegen (SS), werd Hupkes' oudere collega van de SS, prof. I. Franco, chef van de nieuwe Dienst van Materieel en Werkplaatsen, met Hupkes als tweede man. Zo kreeg de bouw van stoomlocomotieven voor de Nederlandsche Spoorwegen (NS) een sterk Staatsspoorkarakter en werden de ontwerpen van Hupkes - er was inmiddels ook een goede-rentreinmachine en een tenderlocomotief voor lokaallijnen verschenen - niet verder doorgebouwd. Hupkes concentreerde zich op de samenvoeging van de verschillende werkplaatsen en op nieuwe vormen van tractie. De lijn Amsterdam-Rotterdam zou worden geëlektrificeerd; voor de onrendabele lokaallijnen moest Hupkes een goedkopere vorm van exploitatie zoeken. Daartoe ontwierp hij enige series motorwagens, eerst met benzine-, later ook met dieselmotoren, die een volledig succes werden. Toen Franco in 1928 de NS verliet volgde Hupkes hem op als chef van de Dienst van Materieel en Werkplaatsen (later Tractie en Materieel genoemd). Met de bouw van stoomlocomotieven bemoeide hij zich weinig, hij concentreerde zich meer op de dieseltractie. Duitsland was voorgegaan in de bouw van lichte, snelle en comfortabele dieseltreinen voor de lange afstand. Hupkes introduceerde in 1934 in Nederland gestroomlijnde driewagenstellen van eigen ontwerp, aangedreven door dieselmotoren, met een ongekend comfort en hoge snelheid. De diesels maakten furore en droegen veel bij aan de verbetering van het verbleekte imago van de NS. De problemen die zich al gauw met de motoren voordeden werden onder Hupkes' vasthoudende leiding ten slotte overwonnen.
Toen in 1938 een plaats in de directie van NS vrijkwam, meende Hupkes aanspraak te kunnen maken op deze zetel, maar tot zijn teleurstelling gaf de regering de voorkeur aan iemand van buiten het bedrijf. Prof. J. Goudriaan, afkomstig van Philips, werd benoemd, maar toen in oktober 1938 opnieuw een vacature ontstond, werd Hupkes met zijn collega van de Dienst van Vervoer, ir. W.F.H, van Rijckevorsel, alsnog in de directie opgenomen. De eerste taak die de nieuwe directie zich gesteld zag was het terugdringen van de groeiende exploitatietekorten. Door modernisering en sluiting van onrendabele lijnen werd getracht dit doel te bereiken. Een groot deel van het net zou worden geëlektrificeerd; op de rest zou dieseltractie worden ingevoerd. De samenwerking binnen de directie verliep stroef. Goudriaan was een dynamisch man, vol nieuwe ideeën, maar impulsief en geen kenner van het spoorwegbedrijf. Hupkes daarentegen was door en door spoorman, grootgebracht in de tradities van het bedrijf. De overhaaste invoering van Goudriaans vernieuwingen bracht onrust onder het personeel, dat door het uitbreken van de oorlog toch al zo zwaar op de proef gesteld werd.
Toen de eerste schok van de Duitse inval voorbij was gaf de directie op 20 mei 1940 een dienstorder uit waarin het personeel werd opgedragen het bedrijf voort te zetten in loyale samenwerking met de bezetter. Het vitale spoorwegverkeer moest doorgang vinden. Nadat Goudriaan in oktober 1940 was gearresteerd en vervolgens ontslagen, kwam de leiding van het bedrijf geheel op de schouders van Hupkes als waarnemend president-directeur te rusten. Zijn streven was erop gericht zoveel mogelijk baas in eigen huis te blijven. Alleen door zich voorlopig loyaal op te stellen kon men de Duitsers buiten de deur houden. Daarbij achtte hij nauwe samenwerking met de Personeelraad, als vertegenwoordiger van de vakorganisaties, van het grootste belang. Bedreigingen als het uitzenden van personeel naar Duitsland, de verkoop of verhuur van materieel aan de Reichsbahn of de pogingen van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) om invloed binnen het bedrijf te krijgen, werden met wisselend succes bestreden. Door op één punt iets toe te geven kon hij elders voet bij stuk houden. Zo wist hij uitzending van 'zijn' mensen vrijwel geheel te voorkomen, maar kon hij niet beletten dat een deel van het rollend materieel over de oostgrens verdween. De NSB en daarmee verbonden organisaties kregen bij de NS geen voet aan de grond. Soms moest hij met de portefeuille zwaaien; de Duitsers wilden hem niet kwijt.
Dit alles bracht natuurlijk verwijten van de illegaliteit ten aanzien van Hupkes' beleid: waarom reed NS de jodentransporten naar Westerbork en waarom werden de militaire treinen niet gesaboteerd? Hupkes was van mening dat de Duitsers bij weigering van dergelijke transporten het bedrijf voor hun eigen doeleinden zouden overnemen tot nadeel van de burgerbevolking, die de vitale aanvoer van brandstoffen en voedsel zou moeten missen. Staking van het bedrijf zou alleen kunnen gebeuren op bevel van de regering in Londen in overleg met de geallieerde autoriteiten. Hupkes was geen verzetsman; de illegaliteit, zeker in het begin, was hem te wild en te verdeeld. De risico's van verzetsdaden bij NS waren in zijn ogen te groot in vergelijking met het rendement. Hij liet echter wel toe dat medewerkers gegevens over Duitse transporten doorgaven aan de Engelsen en hij wist vele mannen te behoeden voor de Arbeitseinsatz door hen een onmisbaar baantje bij het spoor te verschaffen. Pas laat in 1943, toen de militaire situatie zich in het voordeel van de geallieerden keerde, zocht hij contact met het georganiseerde verzet, in de vorm van de Orde Dienst van jhr. P.J. Six. Plannen voor een staking werden opgesteld, maar een regeling voor het uitbetalen van lonen aan stakers op langere termijn vond Hupkes niet nodig, omdat een staking toch maar van korte duur zou zijn. Maar alles liep anders dan Hupkes had gewild of kunnen voorzien. Buiten de NS-directie om werd uit Londen door de regering-Gerbrandy op 17 september 1944 het stakingsparool gegeven en het bedrijf kwam grotendeels stil te liggen, bovendien door de nederlaag van de geallieerden bij de slag om Arnhem voor een veel langere duur dan toen was verwacht. Door de slechte verbindingen, de algehele verwarring en de Duitse tegenmaatregelen ontglipte de leiding grotendeels aan de directie. Het waren vooral de verzetsorganisaties, zoals het Nationaal Steunfonds (NSF) en de Landelijke Organisatie (LO), die de stakende NS-werknemers wisten op te vangen en hun bij hun onderduik materiële hulp konden bieden. Pas laat in 1944 kreeg de NS-directie, en dan vooral Hupkes, weer enige greep op de gebeurtenissen, maar dan voornamelijk rond Utrecht. Angst voor anarchie en een communistische machtsovername binnen NS na de bevrijding brachten hem ertoe te streven naar een groter aandeel in de stakingsleiding voor de Personeelsraad. De Raad, als vertegenwoordiger van de gevestigde vakbonden, was een stabiliserend element in het bedrijf en moest dat blijven.
Bij de bevrijding was het aanzien van het bedrijf ongeschonden. Hupkes was erin geslaagd de discipline en het gezag van de directie en Personeelraad grotendeels te bewaren of althans na de aanvankelijke verwarring in september 1944 terug te vinden. Ook de zuiveringen binnen NS wist hij in eigen hand te houden en snel te doen afhandelen. Kritiek op zijn beleid kwam er ook, vooral van communistische zijde en ook van Goudriaan. Deze was na zijn vrijlating uit Duitse gevangenschap ontsnapt naar het in 1944 reeds bevrijde zuiden van het land en had daar de leiding genomen van de wederopbouw van het spoorwegnet. Binnen en ook buiten het bedrijf riep hij echter nog zoveel weerstanden op dat hij door de naoorlogse regering aan de kant werd geschoven. In zijn plaats werd Hupkes in juni 1945 benoemd tot president-directeur, hoewel hij de pensioengerechtigde leeftijd reeds bereikt had. Nog anderhalf jaar gaf hij leiding aan het herstel, totdat hij op 1 januari 1947 terugtrad. De Technische Hoogeschool Delft eerde in 1946 zijn verdiensten met een eredoctoraat, dat hij uit handen van prof. F. Westendorp ontving. Na zijn pensionering werd hij benoemd tot commissaris van NS, terwijl hij ook bij andere bedrijven soortgelijke functies vervulde.
P: o.a. 'Nieuwe sneltreinlocomotieven der H.IJ.S.M.', in De Ingenieur 31 (1916)213-226; 'Benzine-motorrijtuigen der Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 40 (1925) 25-40; 'Werkplaatsbeheer bij de Nederlandsche Spoorwegen', ibidem 46 (1931) V, 115-124; Nieuwjaarsredevoeringen gedurende oorlogstijd [S.l, ca. 1946].
L: 'Afscheid van ir. W. Hupkes', in Spoor- en tramwegen 20 (1947) 2 (16 januari) 17-19; A.J.C. Rüter, Rijden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd ('s-Gravenhage, 1960); J. Goudriaan, Vriend en vijand. Herinneringen aan de Nederlandse Spoorwegen 1938 -1948 (Amsterdam, 1961); F.Q. den Hollander, in De Ingenieur 77 (1965) A 251-252; S. Buys, 'Herinnering aan een president', in De Koppeling, 19-3-1965.
I: De Ingenieur 77 (1965) A 251.
A.J. Veenendaal jr.
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989).
Laatst gewijzigd op 12-11-2013
.

Dossier:


Margo Henriëtte Melchers
Margo Henriëtte Melchers,
geb. te Amsterdam [nh] op 28 mei 1887.

Opmerkingen Margo Henriëtte Melchers.
Eerder gehuwd met Venancio Felix Manuel Pascal Sanchez, gescheiden 2 juni 1921 te Den Haag.

tr. te Den Haag [zh] op 4 apr 1922
met

Leonard Hupkes, zn. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 18 feb 1877,
mijningenieur,
ovl. te Den Haag [zh] op 28 aug 1958.


Wilhelmus Hermanus Gorter
Wilhelmus Hermanus Gorter,
geb. te Sneek [fr] op 8 dec 1869,
papierhandelaar,
ovl. te Den Haag [zh] op 6 dec 1940.

tr. te Arnhem [ge] op 19 feb 1903
met

Hendriena Hupkes, dr. van Johannes Hupkes (koopman, winkelier) en Antonia Margaretha Hardeman,
geb. te Arnhem [ge] op 28 sep 1878,
ovl. te Scheveningen [zh] op 6 sep 1908.

Uit dit huwelijk één kind.


Louis Etienne van den Bergh
Louis Etienne van den Bergh (van den Berg),
geb. te Tilburg [nb] op 21 apr 1904,
planter in Ned. Indië. Hij woont in 1930 te Malang Bahlias, S.O.K. Ned. Indië,
ovl. op 19 dec 2002.

otr. (1) te Arnhem [ge] op 1 sep 1927,
tr. te Arnhem [ge] op 20 sep 1927
met

Antonia (Toos) Hupkes, dr. van Herman Jacobus Arnold Hupkes (winkelier) en Maria Catharina Tinbergen,
geb. te Arnhem [ge] op 23 jun 1904,
ovl. te Velp [ge] (Rheden) op 9 sep 1936.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Afgeschermd     
Levenloos*1934 Velp [ge]   0
Levenloos*1936 Velp [ge]   0

tr. (2) na 1936
met

Maria Hupkes, dr. van Herman Jacobus Arnold Hupkes (winkelier) en Maria Catharina Tinbergen,
geb. te Arnhem [ge] op 4 mrt 1907,
ovl. op 29 dec 2002.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Afgeschermd     
Pieter*1944  †2018  73