inhoud

Nakomelingen van Gerrit ten Cate te Goor en Hengelo
"Als Hengelo zei: 'Die van Borne zijn
meel-eters!', dan zei Borne: 'Die van
Hengelo zijn wind!'; maar daarop zei
Hengelo, verlangend het laatste woord
te hebben, met een ernst en eene sta-­
tigheid, een verheven taak waardiger:
'Voor den wind van Hengelo
verstuift het meel van Borne!'"
Ds. E. Laurillard (1880)[1]


Gezicht op het dorp Goor, in de Hof van Twente. 1700 - 1800
Bron : Historisch Centrum Overijssel nr.: NL_ZwHCO_264_


GOOR [2]
"Goor", schrijft Van der Aa in 1843 [3], "is een gemeente in Twente, palende aan de gemeente Ambt-Delden en overigens door de gemeente Markelo ingesloten. Het riviertje De Regge doorsnijdt deze gemeen­te (zie de plattegrond uit Kuiper's "Gemeente-atlas" van 1867). Zij bevat het plattelandsstadje Goor, benevens eenige verstrooid liggende huizen; beslaat eene oppervlakte van 294 bunder; telt 208 hui­zen, bewoond door 328 huisgezinnen, uitmakende eene bevolking van ruim 1600 inwoners, die hoofdzakelijk hun bestaan vinden in het fabrijkwezen, alsmede in een weinig landbouw, hebbende men er twee calicotfabrijken (a), zes linnen- en pellenweverijen (b) en één door stoom gedreven kunstbleek. Vroeger heeft men er ook veel lin­nen en tafelgoed vervaardigd".
Het "stedeken Goor" wordt door Snuif [4] het "Twentse Haagje" genoemd. "Het komt mij voor", schrijft hij,"dat deze vergelijking dagtekent uit het midden der zeventiende eeuw. toen woonden op de verschillende havezaten om Goor en bij Diepenheim en Markelo de voornaamste personen der Overijsselse regering, als de drosten van Salland, Vollenhove en Twente, benevens verschillende leden van de Ridderschap. Een vergelijking met Den Haag was dus zo vreemd niet". Voor winke­liers en handels lieden, zoals onze voorouders waren, was Goor dus een uitge­lezen oord!
Ook vermeldt Snuif nog, dat Goor "voor de laatste keer grondig afbrand­de" in 1647, toen binnen een half uur drie en vijftig huizen met stadhuis en gasthuis in de as gelegd werden. Ook het archief "met alle die pampieren" ging in de vlammen op. Hendrik Gerritsz. ten Cate, de eerste, die van onze familie naar Goor trok, verschijnt dan ook op 14 Okt. 1647 op het stadhuis van Goor om het volgende te laten inboeken:

"Op den 3en Maij 1647 onse Stadts Prothocollen ende Boeck van Transporten verbrant sinde, hebben eenighe borgeren ende geinteressierden versocht tot haer ende harer erf­genamen narichting alhijr de novo [opnieuw] geboickhout to werden waertoe alsnog varse memorie is, offte noch sunstig die gerichtelijcke versegelde brieven, om, daer in cas - daer Godt genadelick in voersien wil - die selve brieven door brant mochten komen te verongelucken, dat alsdan daervan in dit boeck van transporten mocht konnen blij eken.
Henr. Gerrits ten Cate gecompariert den 14 Octobris 1647 ende hefft vertoont drie versegelde brieven ende een transport, waerbij die brieve noch nicht verveerdicht, waervan juris insolve is volgende : 1. Hoe dat Joannes Schulte ende Lambert Couper, als gerichtelicke gestelde mombaren van de kinderen van Jochum Spilen op den 31en Octobris 1642 voer Borgemeisteren ende Schepenen gecompariert sin, ende hebben in die beste forma na rechte cessie ende opdracht gedaen aen voornoemde Ten Cate, sin huisfrouwe ende erffgenamen van den halven Spile Camp, aldernaest het Goorsche Venne, met den annexen graven ende opworp, voor een vrij allodiael goet, met beleghen van waer ende waerschap nae erffkoops rechte, daervoer verbonden hebbende haeren onmundigen personen ende goederen, id. in latori forma van bedenckingen, van betalinge ende renunciatiën, alles in jegelicke exceptie, etc., desen ter contrarie dienende, met een zegel in groene wasse, enz. [5].




De kadasterkaarten van Goor uit 1825, Bron: Varia uit het Oud-Archief van Goor, door Dr. A. ten Doesschate, Versl. en Med. Ov. Regt & Gesch. deel 51 (1935)
Ter linker zijde loopt De Regge, met o.m. een zij-arm (de "Gruttersbeek") tot aan de Dijkstraat, waar eertijds de "haven" van Goor lag, met vlak daaraan nr. 40, de grutterij der Ten Cate's. "In de 18e eeuw", schrijft Ten Doesschate, "zijn er twee 'gezworen wegers van het geslacht' in Goor. Zij moeten de hoeveelheid vlees wegen, die iedere inwoner (vanwege de te heffen belasting op het geslacht) na de najaarsslacht in huis heeft ; de ene weger begint bij (3), het begin van de Bandijk, de andere bij (62), het 'Catemans-huis' op de Hengevelderstraat, nu Julianaplein nr. l en zij ontmoeten elkaar telken jare bij het huis van de grutter Hendrik Steffens ten Cate (Vj van de stamboom), dat is precies in het midden van de totale huizenreeks".
De "Gruttersbeek" is nu gedempt en in een brede straat veranderd, de Her­man Heijermansstraat, en de oude grutterij is verdwenen. Merkwaardig is overigens wel, dat op deze plek de huizennummering nog de oude volgorde vertoont: de kantoorboekhandel op de linkerhoek van de Heijermansstraat heeft het huisnummer 42 en het gebouw van de Nederlandse Middenstandsbank ter rechter zijde het nummer 38; nummer 40 ontbreekt eenvoudig.' De grutterij was vroeger omringd door (haven?)-kroegen: op nr. 39 was de herberg "De Valck", op nr. 41 de herberg "De Engel" en op nr. 42 "De Danneboom"!
Maar ook vlak tegenover het "Catemans-huis" op nummer 62 aan de Hengevelderstraat (nu Julianaplein nr. 1), dat volgens Ten Doesschate "gedurende een groot deel van de 17e en 18e eeuw toebehoorde aan Ten Cate 's (en in een koopakte 'het laetste huys van Goor' werd genoemd)", lag een herberg, "De Kiste", waarin de bierbrouwerij van de familie Ten Doesschate gevestigd was.



Een oude foto van het 'Katemans-huis' in Goor uit het begin dezer eeuw. Uit de oude aktes uit de archieven van Goor en Hengelo blijkt, dat de Ten Cate's daar in de 17e en 18e eeuw (o.m.) textiel en levensmiddelen ('magen-aes') verhandelden. Het is opvallend, dat ook de familie Koning , die vanaf 1802 hun bedrijf in dit huis uitoefenden, deze oude traditie voort­zetten! Thans is het geheel verbouwd tot een moderne kledingzaak.

De uit Goor afkomstige Zwolse huisarts, dokter Ten Doesschate, publiceerde in 1935 in een uitvoerig artikel over Goor [6] een tweetal oude plattegronden van het stadje: een reeds bekende kaart uit ca. 1560 van Jacob van Deven­ter uit de tijd der Tachtigjarige Oorlog en een oude kadastrale kaart uit 1825 (zie hiernaast), afkomstig van het Kadasterkantoor te Deventer. Met behulp van oude transportboeken uit het stadsarchief, aangiftes voor de successie, e.d. kon hij een inwonerslijst van Goor samenstellen en de woon­huizen der gezinnen vastleggen op de oude kadastrale kaart. Hierdoor was het mogelijk de behuizing van een tweetal leden van onze Goorse familie te ont­dekken.
In de instructie voor de Goorse nachtwacht van 1647 vond hij, dat "Engelbert Davids, tot 'waker' aangesteld, 's nachts blasende alle uijren die strate ten langes van Cateman 's huijs tot an Albert de Muller's huijs" moest gaan en dat hij daarvoor jaarlijks ontvangen zou een bedrag van "40 guldens, een paer schoenen en een paer hoosen, met nogh eens voor al een hemtrock"). "In 1647", schrijft Ten Doesschate, "was Albert de Muller de mole­naar van de Stoevelaarse molen (westelijk van de Regge aan de Bandijk), terwijl Hendrik Gerrits ten Cate, de bewoner van nr. 62 in de rekeningen dikwijls Cateman wordt genoemd. 'Van Cateman's huijs tot an de Muller's huijs' bleek dus niets anders te zijn dan een dichterlijke omschrijving voor 'geheel Goor'".
Wanneer we op het gemeentehuis in het oud-archief de "Kohieren van het hoofd­geld" naslaan, dan vinden we in het oudst bewaard gebleven kohier van 1628 (dat kennelijk de brand van 1647 overleefde) slechts één Ten Cate genoemd: Arent ten Kaette, 'aangeslagen' voor 18 gld. Hij is de zelfde, die ook voorkomt op het bekende rekest der Twentse Doopsgezinden uit 1612 [7]. Hij staat geheel onder op de lijst vermeld, zodat aan te nemen valt, dat hij al in het "laatste huis van Goor" woonde, nr.62 (Hij is nr.IIb in de stamboom). Op een daarna volgende bewaarde kohierlijst komt hij niet meer voor. Waar­schijnlijk is hij dan overleden.
Op de zelfde plaats op de lijst staat dan de naam van Henrick ten Katte, die 15 gld. moet betalen (nr. Vj in de stamboom);
Te beginnen met een "Verpondings-kohier" uit ca. 1650 treden dan alle verdere uit Goor bekende Ten Cate's in de archiefstukken op [8].
Op het ogenblik is de toestand zo, dat onze familie in Goor geheel is uit­gestorven. Wél komt in het telefoonboek van Goor momenteel [1988] nog één naam Ten Cate, voor, maar de drager daarvan behoort niét tot de Goors / Hengelose tak.



Markt te Hengelo; 't Gewezen Huis te H; Oude Poort van het gewezen Huis; Landschap in Driene.
Getoonde steendruk (4 afbn op 1 blad) van P.A. Schipperus. Haarlem, 1876. Handgekleurd. Ca 15 x 23 cm.


HENGELO (Ov.)
In de oudst bekende gegevens over Hengelo is nog niets over Ten Cate 's te vinden. In een rekest der ingezetenen naar aanleiding van een brand in 1595 [9] en in het "Verpondingsregister van 1601" [10] worden 43 namen van gezins­hoofden genoemd: het zijn allen z .g. "brinkzitters". In het laatstgenoemde register staat onder hun namen vermeld :
"Alle voorscreve landerie is metter spade omgegraven ende die voornoemde zaten (woonplaatsen) getimmert met gedoegen van den joncker of besitter des huses zu Hengeloe".
Uit 1675 zijn méér gegevens bekend: er is dan een "vuurstedenregister", met vermelding van alle heertsteeden, ovens, brouwketels, smidsen en eesten en bovendien een onderling contract uit dat zelfde jaar der bewoners van het dorp Hengelo met die van de "Veldzijde", een buurt, die deels onder Woolde hoorde aan de Oostkant van Hengelo.
Als énig familielid komt daar dan een Steffen Gerrytsen ten Caete in voor "met één heertstee en één oven", hetgeen er op wijst dat hij (o. m.) bakker is. Zijn vader is dan al gestorven en zijn broers wonen resp. in Goor en Kampen (zie IV-3 van de genealogie).
Verder zien wij in deze lijst tal van namen van families, waarmee de Ten Cate's in Hengelo zullen trouwen : er zijn Bussemaker 's, Ter Horsten, Va n Diepen' s, enz .
De vroegste beschrijving, welke wij van Hengelo aantreffen, is te vinden in het "Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden" van Van der Aa uit 1844 [11].
"Hengelo", schrijft hij, "is een gemeente in Twente, provincie Overijssel, arrondissement Almelo, kanton Delden, palende ten Noorden aan Borne en Weerselo, ten Oosten aan Weerselo en Lonneker, ten Zuiden aan Haaksbergen en ten Westen aan Ambt-Delden en Stad-Delden. Deze gemeente bevat het Dorp Hengelo, de buurschappen Woolde, Oele en Beckum, benevens het slot Hengelo en de havezathe Olde-molen, in de buurschap Oele gelegen. Zij beslaat eene oppervlak­te van 4.046 bunder, 11 vierkante roeden en 89 vierkante ellen, waarond
\er ruim 2.300 bunder onbebouwde grond.
Men telt er 529 huizen, bewoond door 647 huisgezinnen, uitmakende eene bevolking van ongeveer 3600 inwoners, die meest hun bestaan vinden in fabrijken en landbouw; zijnde er één damastfabrijk, zes fabrijken van gestreept bont, marseille, bombazijn, calicots en andere gemengde stoffen ; twee linnenbleekerijen ; één katoen­drukkerij; drie rietmakerijen; één hoedenmakerij; één steen-en pannenbakkerij; twee grutterijen; drie bierbrouwerijen; twee olie- en drie korenmolens. ...
... De Doopsgezinden, van welke men er 180 aantreft, maken eene gemeente uit. De eerste, die in deze gemeente het leeraarsambt heeft waargenomen, is geweest Covert Jan van Rijswijk, die in het jaar 1800 herwaarts kwam, en in het jaar 1806 naar Joure vertrok. Vóór 1800 namen de Liefdepredikers de dienst bij de Doopsgezinden waar ...
... Het dorp Hengelo ligt 3½ uur ten Z.O. van Almelo, 1½ uur ten O. van Delden. Het is eene welvarende plaats en ongemeen levendig, daar hier de straatwegen van Deventer naar Oldenzaal en van Zwolle naar Enschede elkander kruisen ...".


Aan de hand van de bewaard gebleven kadastrale kaart uit 1821 heeft de plaat­selijke Hengelose historicus P. Hamer een tekening van Hengelo vervaardigd, zoals het dorp er in dat jaar, vanuit het Oosten in vogelvlucht bekeken, moet hebben uitgezien. Een fragment van deze panorama-kaart, waarop alle huizen, welke van onze familie te achterhalen waren, staan afgebeeld, mochten wij afdrukken.
Nr. 3 rechtsbovenaan is het "Olde Berend ter Horstenhuis". Hier woonde vroeger Berend ter Horst, die getrouwd was met Trijntje Gerritsdr. ten Cate uit Borne (VIIIa uit de Bornse tak), terwijl zijn moeder Jenneken Hendriksdr. ten Cate de jongste zuster van de bekende Wolter-Oom was. In dit huis werden, tot in 1792 de Doopsgezinde kerk gebouwd werd deze staat op de kaart afgebeeld als nr. 32 aan de Marktstraat, nog juist zicht­baar bij V, de Doopsgezinde kerkdiensten gehouden (de "Vergaderingen").
Bij nr.34 ligt de voormalige Thiemsbrug over de Drienerbeek, met de Bornse straat, die langs het kasteel en de Algemene begraafplaats voert. Rechts van de brug ligt als nr.29 van de kadastrale kaart het huis, waarin Wolter ten Cate woonde en aan de linkerzijde het woonhuis met weverij van Gerrit Jacobsz. ten Cate (VIIIb).
Het geboortehuis van Wolter ten Cate, dus het huis van de uit Goor afkom­stige bakker en linnenreder Hendrik Hendriksz. ten Cate (Ve) staat als nr. 22 linksonderaan afgebeeld bij letter L.
Nr. 30 is een groot water­reservoir, dat bij branden voor het bluswater moest zorgen.


In het telefoonboek van Hengelo (Ov.) van het jaar 1987 staan vijf en dertig Ten C(K)ate' s vermeld. Maar van deze vijf en dertig namen behoren slechts zeven toe aan nazaten van de Goors / Hengelose tak onzer familie; van de overigen zijn een tiental afkomstig van familieleden, die op een veel later tijdstip rechtstreeks van Borne naar Hengelo trokken (zie voor hen het z.g. "blauwe boek"; het zijn de nazaten van VIn, Vs,7 en VIr op pag. 173), terwijl de twintig andere namen gedragen worden door Ten C(K)ate's, die of tot de Lonneker of Enschedese takken of tot de Ten Kate's uit Avereest behoren, waarbij het even goed mogelijk is, dat onder hen een enkele niét verwante naamgenoot uit een geheel andere familie schuilt.
Vele leden der Goors / Hengelose tak zijn in de laatste decennia ook naar el­ders verhuisd.



Een fragment van de oudste kadastrale kaart van Hengelo uit 1821, waarop de meeste huizen van onze familie uit die tijd zijn aangegeven. Linksboven, op de plek, waar de voormalige Bentheimerstraat en de Marktstraat bij de Thiems-brug (over de Driener beek) samenkomen, om over te gaan in de oude weg naar Borne, liggen links en rechts van de brug de percelen nrs. 29 en 80. Nr. 29 is het oude woonhuis van Wolter ten Cate (Ve,3), waarin later de kantoren van de "Hengelose Bontweverij" ondergebracht waren. Op nr. 80 was het woonhuis van de fabriqueur Gerrit Jacobsz. ten Cate (VIIIb). In 1832 waren beide panden in het bezit van de fabrikant Steven Jansz. Dijk , de echtgenoot van Jenneken Berendsdr. ten Cate (VIIe). De percelen nrs. 65 en 66 op de hoek van de Lange Straat en de 1e Dwarsstraat waren in het bezit van de grutter Hein Berendsz. ten Cate van de Ensche­dese tak.
Op nr. 381 in de Brinkstraat, bijna op de hoek met de Lange Straat, woonde de nog in Goor geboren bakker en linnenreder Hendrik Hendriksz. ten Cate (Ve). Als één van zijn vele kinderen werd daar Wolter ten Cate (Ve,3) geboren. Van de andere in Hengelo levende familieleden uit die tijd kon de juiste woon­plaats niet achterhaald worden. Deze kaart met de vermelde gegevens werden ons welwillend verstrekt door de heer P. Hamer uit Hengelo.


FAMILlEWAPEN
Over het familiewapen der Ten C(K)ate's uit Borne werd al uitvoerig ge­schreven in het z.g. "blauwe boek", dat in 1986 verscheen (met vele illustra­ties op de pgs.12-23). Een dergelijk familiewapen (met het "springende hert' zijn wij echter in de Goors / Hengelose tak nergens tegen gekomen: het enige lakzegel, dat (van Wolter ten Cate, (Ve,3) gevonden werd, vertoont alleen een monogram met de letters W. T. K. (afgebeeld in het "blauwe boek" als afb.nr.44 op pag. 82). Dit wil natuurlijk niét zeggen, dat de leden van de Goors / Hengelose tak niet het "recht" zouden hebben dit familiewapen met het "springende hert" te "voeren".

TEN CATE MET EEN 'C' OF MET EEN 'K'
Problemen met het schrijven van onze naam met een 'C' of met een 'K' kwamen bij de Goors /Hengelose tak niet voor. Tegen het einde van de 18e eeuw werd de naam een enkele keer met een 'K' geschreven (zoals op het hiervoor ver­melde lakzegel van Wolter- Oom), maar na de invoering van de Burgerlijke Stand rond 1811 wordt, in tegenstelling tot in Friesland, Groningen of in Amsterdam, onze naam in Hengelo en Goor alleen maar met een 'C' geschreven.

DOOPSGEZINDEN
Onze familie in Goor en Hengelo behoorde in het verleden (voor een deel ook heden nog) tot de Doopsgezinde gemeente. Tot 1727 vormden zij één gemeente met de broeders en zusters van Borne, waarna de Goors / Hengelose lidmaten zich - in alle vrede - afscheidden tot een zelfstandige gemeente. Vele malen zien wij hun voormannen, in het bijzonder Roelof ten Cate (VIa) en later ook Wolter ten Cate (Ve,3), als afgevaardigden der "Gemeente in Twente" in de (summiere) notulen der jaarlijkse vergaderingen der "Oud-Vlaamse Doops­gezinde Sociëteit in Groningen" vermeld.
Op de bijzonderheden van dit geloof (waarvan de meeste aanhangers in latere jaren tot de Gereformeerde kerk zijn overgegaan) behoeft hier niet nader te worden uitgeweid: in de "Genealogie der Friese takken" onzer familie, het z.g. "groene boek", werd hierover al uitvoerig bericht (op de pgs.32-53). Over de "geheime bijeenkomsten" van de Hengelose Doopsgezinden op de boerde­rij " 'n Haimer" onder Twekkelo, waarover Ds. G. Heeringa in zijn "Uit het verleden der Doopsgezinden in Twente" schrijft, werd overigens in de door ons onderzochte archiefstukken geen enkele aanduiding gevonden.
Vermeldenswaard is alleen nog, dat de Ten Cate's in Hengelo hun geloof eer­tijds dermate serieus namen, dat er in hun genealogie tot twee maal toe een z.g. "leviraatshuwelijk" (bij Ve en bij VIk) voorkomt, zoals dat voor­geschreven staat in Deuteronomium 25 : 5 - 6 :
"Wanneer broeders samen wonen en één sterft en genen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen aan genen vreem­den man daarbuiten geworden; haar mans broeder zal tot haar ingaan en nemen haar zich ter vrouwe en doen haar den plicht van eens mans broeder".
"En het zal geschieden, dat de eerstgeborene, dien zij zal baren, zal staan in den naam zijns broeders, des verstorvenen, opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israël"
.
Vooral bij het eerst genoemde "leviraatshuwelijk" zien we deze bijbelse voorschriften dermate consequent doorgevoerd, dat niet alleen de "eerstgeborene" de voornaam Gerrit krijgt, maar óók, dat deze zoon, wanneer hij later als boekweitmulder in Stad Groningen woont, zich uitdrukkelijk Gerrit Gerritsz ten Cate laat noemen in plaats van Gerrit Hendriksz. ten Cate naar zijn werkelijke, natuurlijke vader (zie de aantekeningen sub Ve). Vooral gezien dit laatste, moeten wij wel aannemen, dat bij dit "leviraatshuwelijk" geen finantieele belangen een rol hebben gespeeld (het bezit van de weduwe in de familie houden !), zoals weleens gesuggereerd is.

TEXTIEL - INDUSTRIE
Bij de oudere generaties der familie is niet steeds duidelijk uit te maken wat voor bedrijf zij uitoefenden: doorgaans mogen wij al tevreden zijn, wanneer in een enkele akte gesproken wordt van een "koopman", een "bakker" of een "grutter". Hier en daar zijn dan echter wel aanwijzingen te vinden, dat zij zich ook met handel in textiel of textielwaren bemoeiden. Zij stellen dan vorderingen tot betaling wegens "geleverde lakens" b.v. Zij zullen dan naar alle waarschijnlijkheid wel handel gedreven hebben op de zelfde wijze, zoals later de fa. Konings in Goor dat in het oude "Catemans-huis" deed, waarbij zij dan vermoedelijk ook nog wel met een wagen met koopwaar langs de omliggende boerderijen trokken of mogelijk met een kraam op de markten in de dorpen rondom Goor of Hengelo, voor zo ver deze daartoe het recht hadden, te vinden waren, met een winkel in hun woonplaats, waarin zij alles verkochten waar maar vraag naar was.

Een "Certificaat van oorsprong".'
In één akte, opgesteld ten behoeve van de oudste Hengelose Ten Cate (lll-l), komt echter bijzonder duidelijk naar voren dat deze Gerrit Hendriksz. ten Cate daarnaast ook een echte "linnen-reder" was, d.w.z. dat hij ook en-gros in textiel handelde:

"Attestatie verleent aen Geert Henr. ten Kaete op 54 stucke doecks als binnenlandts gereidet linnen".

De verklaring werd gevonden in het rechterlijk archief van het Landgericht van Delden (RA Zwolle inv.nr.46) in het "Register van contentieuse gerichtshandelingen van 1646-1648" (inv.nr.39) per 6 Juli 1647.

Jan Teunisz. ten Cate (V-5,7), die naar Stad-Groningen trok, wordt als eerste een "blauwverver" genoemd (een textiel verver, die met behulp van indigo de stoffen donkerblauw kleurde). Hij had zijn textiel ververij in de Nieuwe Boteringestraat in Groningen. Na zijn dood verkoopt zijn weduwe in 1736: "een groote parsse (pers) met sijn toebehoor; twee blauw-cuipen (z.g.
'blauwpotten") & een roode cooperen varf-ketel".

Echt "in de textiel" waren de volgende familieleden:

Ve. Hendrik Hendriksz. ten Cate was "bakker en linnenreder" in Hengelo. Uit de biografie van zijn zoon Wolter van de hand van de Doopsgezinde leraar B. Rusburg (welke achter in dit boek als bijlage is toegevoegd) vernemen wij dat "zijn ouders Hendrik ten Cate en Jenneken Wolters eenvoudige, niet bemiddelde lieden waren, die een sober bestaan vonden in het bakken van brood en eene weinig beduidende linnenfabrijk, waartoe zij ettelijke wevers, voor zoo verre derzelver eigene huishouding of landbouw gedoogde, in't werk hadden (want even­min toenmaals als tegenwoordig (d.i. in 1824, toen dit geschreven werd) had men in die streken fabrijk- of werkhuizen, maar schier alle goederen, inzonderheid linnen en bombazijnen, worden in de woon­huizen des wevers bij tusschentijden vervaardigd)".
Ve,3 Wolter Hendriksz. ten Cate ("Wolter-Oom") was de bekende lin­nenreder en textielfabrikant, aan wie volgens de literaire bronnen de opkomst der Hengelose bont- en damastweverij te danken is.
Ve,7. Jan Hendriksz. ten Cate, zijn jongere broeder, was in deze zijn compagnon.
VIg. Jenneken Hendriksdr. ten Cate, hun zuster, trouwde met Abra­ham Berendsz. ter Horst, eveneens een bekende "fabriqueur" te Hengelo.
VId,2. Jenneken Gerritsdr. ten Cate was gehuwd met Arend Berendsz. Hulshoff, eveneens "fabriqueur" te Hengelo.
VIIe. Jenneken Berendsdr. ten Cate was gehuwd met Steven Jansz. Dijk, "fabriqueur" te Hengelo.
VIIj. Berend Hermansz. ten Cate was "fabriqueur" te Hengelo. Zijn doch­ter Frederica (VIIIg.) huwde te Kampen met de aldaar gevestigde "fabri­queur van lakens en trijp" Joachim Adolf Broese.
VIp,1. Aaltjen Hendriksdr. ten Cate was gehuwd met de "rietmaker" Andries Blenken.
VIIh,3. Kaatjen Hermansdr. ten Cate was gehuwd met de "linnenkoopman" Andries Bussemaker uit Borne [HCAtC: Kaatjen Hermansdr. ten Cate was niet gehuwd met Andries, maar met Berend Koeleman. Andries was getrouwd met Hendrika (Caatje) Hendriksdr. ten Cate VIIm.]
VIIIb. Gerrit Jacobsz. ten Cate was "fabriqueur" te Hengelo.
IXc. Jacob Gerritsz. ten Cate was "textiel-fabrikant" te Hengelo.
IXd. Mattheus Gerritsz. ten Cate was "textiel-fabrikant" te Hengelo.
Xf. Hendrik Mattheusz. ten Cate was "fabrikeur" te Hengelo.

Volgens een opgave van Van Schelven [12] hielden zich de bovengenoemden (behalve de "rietmaker" Andries Blenken natuurlijk) bezig met "fabriceeren van alle zoorten van bonten, chamosen, velerhande zoorten van fyne linnens, marseilles en servetgoed".
Vele anderen der familie stonden daarbij ook te boek als "wevers", in latere jaren ook als "textielarbeiders".
Een der oudste berichten over de Twentse textielnijverheid, dat in het bij­zonder voor onze eigen familie belang heeft, is het levensbericht, dat de eertijds Hengelose leraar der Doopsgezinden Barend Rusburg over de ge­broeders Wolter en Jan ten Cate in 1824 publiceerde. Omdat deze biografie nogal moeilijk bereikbaar is, hebben we deze achter in dit boek als bijlage toegevoegd.
Een tweede bijdrage stamt uit 1820 en is afkomstig van de hand van de graaf Gijsbert Karel van Hogendorp, die in opdracht van koning Willem l in 1819 een reis door Twente ondernam om de economische toestanden daar te ob­serveren. De tocht ging nog zeer primitief in een reiskoets (die, gezien de slechte toestand der Twentse wegen, vaak beter voorwaarts kwam in de droog staande beddingen der beken en riviertjes dan op de normale wijze). Nadat hij eerst Borne bezocht heeft komt hij in Hengelo [13] :

"Hengelo is nog volkrijker dan Borne. De volgende fabrijken bestaan er heden: bontjes drie; marseille en servetgoed (ook pellen genaamd) drie; bombazijn drie; damastlinnen één; schietspoelmaken één; hoedenmaken één; bleekerijen vier; grutmolen één; katoenspinnerijen vijf; bierbrou­werijen drie.
Het gebruik van katoen is hier al meerder en het spinnen daarvan is alomme machinewerk, doch onvolmaakt in verge­lijking met Engeland en België. Men gebruikt molentjes, die door menschenkracht in beweging gebragt worden. De uitsparing van werkloon is groot, in vergelijking van het spinnen op een wiel, doch gering in vergelijking van de kracht der stoomwerktuigen ...
... Ik heb eenige uren zeer aangenaam doorgebragt met eenige voorname fabrijkanten van Hengelo. Zij toonden mij fraai goed, meestal gemengde stoffen van linnen en katoenen garens, onder allerhande benamingen. Wij zouden, zeiden zij, tot lagere prijzen kunnen werken, maar het goed zou slechter zijn. Wij verkiezen den naam van onze fabrijken op te houden en verwachten meer vertier van de deugdzaamheid der stoffen dan van de goedkoopheid ...
... Ik zag hier damast servetgoed maken door den kundigen fabrijkeur C. Nijhoff, die deze kunst met zijn huisgezin aanhoudt. Ik moedigde hem sterk aan om iets van zijn werk op de aangekondigde tentoonstelling van Gent te zenden; daarmede hoopte ik, zou hij meer bekend worden en bestel­lingen krijgen. Aan bestellingen en contante betaling toch hapert het hem, die geen kapitaal bezit, om vooruit te komen en in de onzekerheid van vertier. Koning Lodewijk had veel bij hem besteld, doch dit was voor éénmaal en doet weinig af op den duur. Wilde iemand een kapitaaltje steken in eenig bedrijf, hier zou de gelegenheid goed zijn, met penningen van de eene en verstand van de zaak aan de andere.
Deze fabrijk stamt nog af van den beroemden Wolter ten Kate, onder die lieden bekend bij den naam van Wolter-Oom, eenen man, die zoo vele herinneringen in Hengelo nagelaten heeft en wiens eerwaardige en geëerbiedigde beeldtenis in de kamer hing, waar ik de boven opgeteekende gesprekken met zijne nakomelingen hield ...".


Van Schelven [14] beschrijft op indringende wijze, hoe al deze oude Twentse industrietjes ten onder zijn gegaan, toen men vanuit Holland met behulp van Hollands kapitaal begon de textielnijverheid op moderne "kapitalistische" wijze te organiseren.

Hoe geïsoleerd Twente overigens in de 19e eeuw nog lag ten opzichte van Holland blijkt uit een bewaard gebleven brief uit 1860 (15):

" ...(na een reis met de toen reeds bestaande spoortrein naar Arnhem)... brengt Uw reisje U 't allereerst te Hengelo als eerste rust­punt.
Er rijdt een diligence van Van Gend en Loos van Arnhem over Zutphen naar Twenthe dadelijk na aankomst van den tweeden trein van Amsterdam. Laat een paar dagen vooraf te Arnhem een plaats in de cabriolet bestellen (een kort briefje aan Van Gend en Loos aldaar is voldoende), opdat Ge de streek van Zutphen af goed kunt bezien.
Over Loghem en Diepenheim komt Ge, wat de industrie aangaat, het eerst te Goor, waar de groote stoombleekerij is, sedert drie jaren een naamlooze vennootschap, die over 1859 20% uitdeelde en dit jaar wel nog voordeeliger zal zijn. Er wordt daar veel geweven, ook voor binnenlandsch debiet; maar Ge doet beter in den wagen te blijven en langs den fraayen weg, die over het kleine, nette Delden (waar niet veel industrie is) en langs of door het prachtige Twickel naar Hengelo te rijden en daar Uw eerste pleisterplaats te maken. Tusschen Delden en Hengelo passeert Ge het kleine kanaal, dat welligt in breederen vorm het begin eener betere kanalisatie van Twenthe kan worden, waaraan het zoo groote behoefte heeft, voor den landbouw welligt nog meer dan voor de nijverheid der katoentjes. Wil mij een week vooraf Uw vertrek onderrigten, opdat ik mijn vriend Engelbert Stork en zijn zwager Ekker van den dag Uwer komst kan onderrigten; dan zijt Ge zeker er een hartelijken ontvangst te vinden en 's avonds (Ge komt eerst te half tien te Hengelo aan, dus een zitje van achte en een half uur, daar Ge toch Arnhem ten één ure verlaat) door het lieve vrouwtje van Stork (een juffrouw Van der Vies uit Amsterdam) met een verkwikkend kippensoepje te worden opgewacht. Den volgenden dag zullen ze U hunne mooye fabriek toonen, die, al zijn er buitenslands grootere, wat hare inrigting aangaat met de allerbeste vreemde kan wedijveren. Ge zult er met den powerloom het effen katoen uit de ongebleekte katoenen draad zien weven, maar ook stoffen, waarvan de garens vooraf in verschillende kleuren worden geverwd; en daarin zijn zij de eersten en helaas de eenigsten in ons land. Intusschen, terwijl Engeland zulke weefgoederen (dat is de technische benaming) al sedert jaren in millioenen en nogmaals millioenen yards met stoom weeft (het gevolg van de hooge loonen aldaar), moet ik hier bij voe­gen, dat zelfs Zwitserland nog maar drie fabrieken telt, die weefgoederen met stoom weven. Ze zullen U voorts toonen en uitleggen, dat ze hunne stoom en stoomkracht voornamelijk gebruiken en in werking bragten om hunne garens te verwen en het geweven goed weer te reinigen en de in den handel verlangde verschillende soorten van apprêt te geven ; en ook op dat terrein zijn ze weer de eersten en eenigen hier te lande, die dat naar de eisenen des tijds doen.
Want de Heren G. en S. Dijk (nazaten van VIIe.) en Jan Pol (nazaat van een neef van VId,2 die in diens zaak werd opgenomen), hunne Menniste, ouderwetsche concurrenten, weefden wel sedert vele jaren voor den Javaan den sarong en kain-pandjang en hoe die artikelen meer heeten, maar in het geheele land kon men ze niet goed geapprêteerd bekomen en men kon ze toch niet goed verkoopen zonder die apprêt.... Ze kunnen U ook zeggen hoe't kwam, dat de mannen, die in Hogendorp's tijd daar nog de groote fabrikanten waren, gaandeweg achteruit gingen, zoodat hunne nazaten wel nog te Hengelo wonen, maar tot kleine winkeliers en arme wevers gedaald zijn.
Ze kunnen U mede vertellen hoe hunne straks genoemde twee concurrenten eerst woedend waren, dat zij zich vanuit Oldenzaal te Hengelo nestelden, maar hoe hun voorbeeld en de uitwerking van hun beter gedreven bedrijf deze nood­zaakte en dwong om ook gaandeweg verbetering in de machi­nerie, etc. aan te brengen. En Ge moet hun spreken over hun plan om in het najaar een eigen onderwijzer voor de op hunne fabriek werkende kinderen te engageren en hoe alleen het gerucht daarvan den heer Pol reeds noopte om dat aanstaande voorbeeld ten deele te volgen ...".


DE OUDSTE GENERATIES
Over de oudste generaties der Goors / Hengelose familie is uitvoerige documen­tatie te vinden in het z.g. "blauwe boek", de geschiedenis der oudste takken onzer familie, op de pgs. 78 - 88 met de noten 120-147 op de pgs. 253-268. In dat zelfde werk zijn ook uitvoerige gegevens te vinden over de betekenis en de herkomst van onze familienaam en ook over de boerderij, waarvan onze familie (zeer waarschijnlijk) afkomstig is.
Een enkele maal was het nodig uit te gaan van verwantschappen, welke niet voor 100% onaanvechtbaar zijn en die dan meer als "werk-hypothese" moeten worden opgevat, tot het moment dat beter bewijsmateriaal kan worden aange­voerd, zoals dat onlangs nog is geschied door de vondst van een oude, perka­menten oorkonde (met zegels!) op de zolder van een boerderij nabij Borne (zie de "Genealogie der Groningse takken", het z.g."gele boek", op de pgs. 202-206). Zij, die bekend zijn met de moeilijkheden bij het opstellen van de genealogie van een Doopsgezinde familie, zullen dit kunnen verontschul­digen. Zonder het vinden van nader bewijsmateriaal zullen dergelijke "werk­hypotheses" wel gehandhaafd moeten blijven om bepaalde verwantschappen aannemelijk te maken.
Bij het opstellen van de hierna volgende genealogie der Goors / Hengelose takken van onze familie kon in enkele gevallen een dankbaar gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande genealogieën der Doopsgezinde families Pol, Hulshoff, Bussemaker en Ter Horst, vaak nog aangevuld met oudere gegevens, nagespeurd door onze (verre) neef Mr. H. Ch. Hulshoff uit Den Haag, waarvoor wij hem vanaf deze plaats nog eens onze erkentelijkheid betonen.
In het bijzonder zijn wij ook de heer P. Hamer dankbaar, die zo vriende­lijk was om ons wegwijs te maken in zowel het nieuwe als het oude Hengelo en ons een aantal oude foto's ter beschikking stelde, waarop oude woonhuizen van Hengelose familieleden stonden afgebeeld.
Tot slot wijzen wij er nog op, dat we in deze genealogie herhaaldelijk ver­wijzen naar eerdere uitgaven van deze serie, in het bijzonder naar de alge­mene genealogie der familie, "De (van oorsprong Doopsgezinde) familie Ten C(K)ate uit Borne", welke wij dan vaak als "het blauwe boek" aanduiden, vanwege de kleur van de omslag, waarin het gestoken is. Verder komen verwijzingen voor naar de "Genealogie van de groningse takken der (van oorsprong Doopsge­zinde) familie Ten C(K)ate uit Borne", die we dan "het gele boek" noemen, eveneens vanwege de kleur, waarin de kaft werd uitgevoerd.

Maassluis/ Utrecht, Augustus 1988
Walter E. M. ten Cate & C. L. ten Cate



(a) Calicot: Oorspronkelijk katoen uit Calcutta; later fijne linnenachtige stof van ongebleekt katoen, veel voor boekbanden gebruikt (Van Dale) ;
(b) Pellen: Linnen of halflinnen weefsel met eenvoudige blokachtige patro­nen voor tafel lakens, servetten, enz. (Van Dale) .

Bronnen:
1. Laurillard, Ds. Eliza: "Vlechtwerk uit verscheiden kleuren", Amster­dam (1880), pgs.406-f .
Eigenlijk is de scheldnaam der Bornsen "Mèlbuul'n" of "Mèlvretters". Deze bij­naam is ontstaan door de oude grutterij van onze familie in Borne, die daar indertijd de "belangrijkste" industrie uitmaakte en niet, zoals alle andere bedrijven van enige betekenis, naar Hengelo verhuisde. E. Nuijtens schrijft in 1962 in zijn "De tweetalige mens" op pag. 66 (i.v.m. de ondergang van alle industriële activiteit in Borne):
" ... De oudste generatie zal hierdoor geschokt zijn, maar ze zal troost vinden in de naam Ten Cate, die in de gouden eeuw al voorkwam onder de namen van de Bornse fabrikeurs en nu nog prijkt op de grutterij, waaraan de Bornenaren de scheldnaam mèlbuulen danken".
2. W.E.M. ten Cate & C.L. ten Cate, Genealogie van de goors/hengelose tak der (van oorsprong doopsgezinde) familie Ten Cate uit Borne (ook Blaupot Ten Cate), Inleiding pgs. 5 - 21.
3. Aa, A.J. van der: "Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden" deel 4, Gorinchem (1843), pag.659.
4. Snuif, C.J.: "Verzamelde bijdragen tot de geschiedenis van Twente", Amsterdam (1930), pgs. 164-ff .
5. RA Zwolle: RA Stadsgericht van Goor inv.nr.2 (Hypotheken, transporten en testamenten van 1647 - 1672), fol. 1 - ro & 1 -vo,
6. Doesschate, Dr. A. ten: "Varia uit het oud-archief van Goor", Versl. en Med. Ov. Regt & Gesch. deel 51 (1935) , pgs. 1 - 35.
Verdere, recente publicaties over de geschiedenis van Goor (uitgezonderd de "borg") zijn:
Wondergem, J.: "Goor, vroeger en nu", Goor (1970);
Geerts, G.J. et al.: "Goor door de eeuwen heen", Goor (1982) ;
Versteege, L.A.: "Goor, dat is mien plaetske", Goor (1984);
Geerts, G.J. et al.: "Sprokkelen in Goor's verleden", Goor (1987).
7. Cate, C.L. ten: "De (van oorsprong Doopsgezinde) familie Ten C(K)ate uit Borne", Utrecht (1986), pgs. 112 en 113, met data over Arend ten Cate op de pgs. 102 en 103 -
Het betreffende "hoofdgeld-kohier" is te vinden als nr. 117 in het Oud-archief van Goor op het Gemeentehuis aldaar.
8. GA Goor, inv.nr. 116.
9. Asbroek, E.E. ten: "Het dorp Hengelo in 1675", 't Inskrien 6 (1974), pgs. 6l-f .
10. "Het Verpondingsregister van Twente van 1601", Enschede (1985), nrs.1624-1666 op pgs. 354 -357.
11. Aa, A.J. van der: "Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden", deel 5, Gorinchem (1844), pgs. 436 - 438.
12. Schelven, A.L. van: "Een overzicht van Twentse fabriqueurs uit 1795", Textielhistorische bijdragen nr. 4 , pgs. 43 - 51.
13. Hogendorp. G.K. van: "Bijdragen tot de huishouding van staat in het koninkrijk der Nederlanden" deel 5, 's-Gravenhage (1820), pgs. 312 -318.
14. Schelven, A.L. van: "Hengeler wind; ontwikkeling van het industrieel klimaat van Hengelo sinds 1865", Haarlem (1965), pgs. 16 -23.
15. Posthumus, N.W.: "Een schrijven uit het jaar 1860 van Hendrik Muller aan prof. S. Vissering over personen en toestanden in Twente", Economisch-Historisch Jaarboek 14, 's-Gravenhage (1928), pgs. 282 -296.
Volgens Dr. F. van Heek in zijn "Stijging en daling op de maatschappelijke ladder; een onderzoek naar de verticale sociale mobiliteit", Leiden (1945), pag.215 is de teruggang in sociaal milieu, zoals dat in de bovengenoemde brief wordt beschreven, alleen geldig voor Hengelo. In Enschede, waarin het zwaarte­punt van Van Heek's onderzoek lag, zou een dergelijke teruggang niet zijn opgetreden:
"De familie Ten Cate was reeds in de 17e eeuw in En­schede gevestigd en oefende daar toen vermoedelijk het fabrikeursberoep uit (x). De Enschedesche leden van deze familie deden, evenals hun naamgenooten in Hengelo en Almelo, gedurende de 18e en in de eerste helft der 19e eeuw belangrijke zaken in Twente. De firma Blijdenstein en Ten Cate, waarvan Othmar en Hendrik ten Cate lid wa­ren, wordt door Sneller één der grootste firma's in En­schede omstreeks 1800 genoemd. De Enschedesche Ten Cate's hebben in den vorm van de in 1855 opgerichte stoomspinne­rij der firma L. ten Cate aan den opbouw der mechanische industrie in Enschede medegewerkt. Omstreeks 1885 werd echter deze firma geliquideerd. Sindsdien werden de Ten Cate's niet meer onder de Enschedesche fabrikanten aan­getroffen".
[x] Zie hiervoor de "Algemene genealogie" (Blauwe boek) op pgs. 66-72 met de noten 92-106 op pgs. 244-251.


Geografische spreiding van de Goor / Hengelose tak der (van oorsprong doopsgezinde) familie Ten Cate uit Borne (1600-2000)




Parenteel:
Parenteel van Gerrit ten Cate.

Overzicht objecten en gebeurtenissen

Overzicht bronnen