Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 8 jan 1833, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 nov 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Gezina Elisabethten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 sep 1830, ovl. te Almelo [ov] op 17 dec 1831.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Focalina Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 17 feb 1827, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 7 feb 1857.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
tr. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 10 mei 1854 met
Lucas Ernst JacobusStülen, zn. van Jan Stülen en Amalia Bernhardina Catharina Neuhoff, geb. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 13 jul 1826, koopman, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 16 jul 1892.
Lucas Ernst JacobusStülen, geb. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 13 jul 1826, koopman, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 16 jul 1892.
Vader: JanStülen, geb. circa 1800, ovl. na 1826, tr. voor 1826.
Moeder: Amalia Bernhardina CatharinaNeuhoff, geb. circa 1800, ovl. na 1826.
tr. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 10 mei 1854 met
Focalina Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (zeepzieder) en Henriëtte Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 17 feb 1827, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 7 feb 1857.
Gerrit Adriaanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 feb 1824, ged. te Almelo [ov] op 23 apr 1843, militair, ovl. te Salatiga Ned Indië [ni] op 11 mrt 1853 (bron: de Wapenheraut, red. D.G. van Epen, 7e jrg. (1903), blz. 482 en Ind. Alm. 1854/483).
Opmerkingen Gerrit Adriaanten Cate. HCO: DTB Almelo invnr. 6-7 : Gerrit Adriaan ten Cate. Door familie rampen in zijne maatschappelijke vooruitzigten te leurgesteld, nam hij dienst bij de Koloniale troepen te Harderwijk en verzocht hij op den 23 Maart 1849. Zijn bewijs van lidmaatschap ter zijner aanbeveling bij de Protestante Gemeente te Batavia. Volgens latere berichten in N. Indië overleden.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Henriëtte Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 21 aug 1769, ged. DG te Almelo [ov] op 5 apr 1789 op Palmzondag, door Ds. Gerrit ten Cate, koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 27 feb 1845, tr. te Almelo [ov] op 21 aug 1796.
Moeder: FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 29 mrt 1768, ged. DG te Almelo [ov] op 9 apr 1786 op Palmzondag door Ds. Gerrit ten Cate, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 16 okt 1826.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Jan Willemvan den Bovenkamp, geb. te Zutphen [ge] op 10 jul 1810, ged. NG te Zutphen [ge] op 15 jul 1810, onderwijzer, fabrikant, ovl. te Brummen [ge] op 17 jan 1892.
Vader: Janvan den Bovenkamp, geb. circa 1780, tr. voor 1810.
Moeder: HendrikaWaggelink, geb. circa 1780.
tr. te Ambt-Delden [ov] op 4 jul 1834 met
Margaretha (Grietje)ten Cate (Ouwejans ten Cate), dr. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 11 mrt 1802, ovl. te Zutphen [ge] op 31 mrt 1872.
Margaretha (Grietje)ten Cate (Ouwejans ten Cate), geb. te Almelo [ov] op 11 mrt 1802, ovl. te Zutphen [ge] op 31 mrt 1872.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Ambt-Delden [ov] op 4 jul 1834 met
Jan Willemvan den Bovenkamp, zn. van Jan van den Bovenkamp en Hendrika Waggelink, geb. te Zutphen [ge] op 10 jul 1810, ged. NG te Zutphen [ge] op 15 jul 1810, onderwijzer, fabrikant, ovl. te Brummen [ge] op 17 jan 1892.
Herman Willemten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
relatie met
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
relatie met
Herman Willemten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Maria Geertruidaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 23 jun 1795, ovl. te Zutphen [ge] op 19 jan 1859.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hermanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 9 sep 1793, ovl. te Almelo [ov] op 10 mrt 1795.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 6 jul 1791, ovl. na 1826 volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Königsberg in Oost Pruisen, nu Kaliningrad geheten in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hermina Jolink, geb. te Almelo [ov] op 5 mrt 1740, ged. DG te Almelo [ov] op 19 mrt 1758, koopman te Almelo, ovl. te Almelo [ov] op 2 jan 1817, otr. te Almelo [ov] op 15 aug 1767, tr. te Almelo [ov] na 15 aug 1767.
Moeder: HendrinaWarnaars, dr. van Anthonij Warnaars (koopman te Almelo) en Geesjen ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 20 jul 1738, ged. DG te Almelo [ov] op 22 jul 1759, ovl. te Almelo [ov] op 23 mrt 1809 Register aangegeven lijken Stad Almelo: 215; Hk ten Cate; Maart 24-1809; Maart 23-1809; zijn huisvrouw Hendrina Warnaars; ruim 70 jaar, nalatende 4 kinderen: Hk ten Cate Hz, geh met Focolina Coster, en uit dit huwelijk 3 kleinkinderen, Anthony ten Cate, geh met Aleida Bavink, ook 3 kleinkinderen, Geziena ten Cate, geh met Adriaan ten Cate, 6 kleinkinderen, en Harmina ten Cate, geh met Jan Nicolaas Klatter te Amsterdam, 5 kleinkinderen; 93.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812.
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Adriaanten Cate, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812.
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Vader: Gerrit (Gerardus)ten Cate, zn. van Theunis ten Cate (koopman te Almelo) en Maria Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 25 nov 1731 vlg. lidm/ attest. boek verenigde doopsgez. gem. Westzaandam geb. op 25 nov. 1732, ged. DG te Almelo [ov], leraar der doopsgezinden, ovl. te Kampen [ov] op 1 sep 1826 fam. adv. coll. CBG, Ten Cate, blz. 11 Heden overleed, aan een langzaam verval van krachten, in den ouderdom van bijna vijf-en-negentig jaren, den Wel-Eerwaarden Heer Gerrit ten T.z, rustend Leeraar van de Doopsgezinde Gemeente te Almelo, Kampen den 1 September 1826 (Familiebericht van Gerardus ten Cate 1 sep 1826), begr. te Kampen [ov] Bovenkerk of St. Nicolaaskerk, naast Zuijdergang graf nr. 77, 1e diepte op 4 sep 1826 (In 1787 De heer bmr. Hermen Jan Croff. Twijfelaar. Nu de Kerk, 1818. 1826, 4 sept. begraven Gerrit ten Kate, 1ste diepte), tr. (2) (Huw.contract) te Westzaandam [nh] op 14 aug 1767 impost; 29 aug 1767 huw. contract met GeertruidaFremerij, dr. van Willem Fremerij en Geertruida Oortman, geb. te Amsterdam [nh] op 12 jan 1741 GA A'dam DTB doopsgez. gem. dl. 298 blz. 135, DG, ovl. te Kampen [ov] op 11 dec 1815. Uit dit huwelijk geen kinderen, otr. (1) te Almelo [ov] op 3 apr 1756 "18 April 1756 met att. naar Zaandam Ds Gerhardus Ten Kate uit Almelo z.v. Teunis Ten Kate met Maritje Adriaans Ouwejan te West-Zaandam", tr. (Huw.contract) te Zaandam [nh] op 29 apr 1756.
Moeder: Maria (Maritje, Maartje)Ouwejan, dr. van Adriaan Ouwejan en Guurtie Louwe, geb. te Westzaandam [nh] circa 1732, ged. DG te Westzaandam [nh] op 21 jan 1752, ovl. te Westzaandam [nh] op 24 apr 1767 (bronnen: RA Haarlem DTB: lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten (1712-1772), inv.nr. 83, chronologisch 1767 no. 4; lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten, inv.nr. 85; Register van den impost op het begraven (1757-1768) inv.nr. 113c, blz. 668; Gaarder en gequalificeerde inv.nr. 72b, blz. 123 register van ontvangsten wegens het begraven Gereform. kerk te Westzaandam (1747-1767)) lidm./attest. boek: "Maritje Adriaans Ouwejan, geliefde Egtgenoot van schrijver dezes, onder veel tranen gedagt door denzelven in eene lijkpredicatie over Ezech 24:15,18 uitgesproken 10 May zijnde haar E: overleden 24 april 1767"; Impost begr.: "25 april 1767 aangegeven 't lijk van Maartje Ouwejan vrouw van Ds. Gerrit ten Caate te Westzaandam door Pieter Korver 15,-,- met achterlating van één minderjarig kind", begr. te Westzaandam [nh] op 30 apr 1767.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 8 jan 1833, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 nov 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Gezina Elisabethten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 sep 1830, ovl. te Almelo [ov] op 17 dec 1831.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Focalina Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 17 feb 1827, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 7 feb 1857.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
tr. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 10 mei 1854 met
Gerrit Adriaanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 feb 1824, ged. te Almelo [ov] op 23 apr 1843, militair, ovl. te Salatiga Ned Indië [ni] op 11 mrt 1853 (bron: de Wapenheraut, red. D.G. van Epen, 7e jrg. (1903), blz. 482 en Ind. Alm. 1854/483).
Opmerkingen Gerrit Adriaanten Cate. HCO: DTB Almelo invnr. 6-7 : Gerrit Adriaan ten Cate. Door familie rampen in zijne maatschappelijke vooruitzigten te leurgesteld, nam hij dienst bij de Koloniale troepen te Harderwijk en verzocht hij op den 23 Maart 1849. Zijn bewijs van lidmaatschap ter zijner aanbeveling bij de Protestante Gemeente te Batavia. Volgens latere berichten in N. Indië overleden.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Henriëtte Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 21 aug 1769, ged. DG te Almelo [ov] op 5 apr 1789 op Palmzondag, door Ds. Gerrit ten Cate, koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 27 feb 1845, tr. te Almelo [ov] op 21 aug 1796.
Moeder: FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 29 mrt 1768, ged. DG te Almelo [ov] op 9 apr 1786 op Palmzondag door Ds. Gerrit ten Cate, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 16 okt 1826.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Jan Willemvan den Bovenkamp, geb. te Zutphen [ge] op 10 jul 1810, ged. NG te Zutphen [ge] op 15 jul 1810, onderwijzer, fabrikant, ovl. te Brummen [ge] op 17 jan 1892.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Herman Willemten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
relatie met
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
relatie met
Herman Willemten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Maria Geertruidaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 23 jun 1795, ovl. te Zutphen [ge] op 19 jan 1859.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hermanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 9 sep 1793, ovl. te Almelo [ov] op 10 mrt 1795.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 6 jul 1791, ovl. na 1826 volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Königsberg in Oost Pruisen, nu Kaliningrad geheten in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HerminaJolink, geb. te Almelo [ov] op 5 mrt 1740, ged. DG te Almelo [ov] op 19 mrt 1758, koopman te Almelo, ovl. te Almelo [ov] op 2 jan 1817, otr. te Almelo [ov] op 15 aug 1767, tr. te Almelo [ov] na 15 aug 1767.
Moeder: HendrinaWarnaars, dr. van AnthonijWarnaars (koopman te Almelo) en Geesjenten Cate, geb. te Almelo [ov] op 20 jul 1738, ged. DG te Almelo [ov] op 22 jul 1759, ovl. te Almelo [ov] op 23 mrt 1809 Register aangegeven lijken Stad Almelo: 215; Hk ten Cate; Maart 24-1809; Maart 23-1809; zijn huisvrouw Hendrina Warnaars; ruim 70 jaar, nalatende 4 kinderen: Hk ten Cate Hz, geh met Focolina Coster, en uit dit huwelijk 3 kleinkinderen, Anthony ten Cate, geh met Aleida Bavink, ook 3 kleinkinderen, Geziena ten Cate, geh met Adriaan ten Cate, 6 kleinkinderen, en Harmina ten Cate, geh met Jan Nicolaas Klatter te Amsterdam, 5 kleinkinderen; 93.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Adriaanten Cate, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812.
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Vader: Gerrit (Gerardus)ten Cate, zn. van Theunisten Cate (koopman te Almelo) en MariaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 25 nov 1731 vlg. lidm/ attest. boek verenigde doopsgez. gem. Westzaandam geb. op 25 nov. 1732, ged. DG te Almelo [ov], leraar der doopsgezinden, ovl. te Kampen [ov] op 1 sep 1826 fam. adv. coll. CBG, Ten Cate, blz. 11 Heden overleed, aan een langzaam verval van krachten, in den ouderdom van bijna vijf-en-negentig jaren, den Wel-Eerwaarden Heer Gerrit ten T.z, rustend Leeraar van de Doopsgezinde Gemeente te Almelo, Kampen den 1 September 1826 (Familiebericht van Gerardus ten Cate 1 sep 1826), begr. te Kampen [ov] Bovenkerk of St. Nicolaaskerk, naast Zuijdergang graf nr. 77, 1e diepte op 4 sep 1826 (In 1787 De heer bmr. Hermen Jan Croff. Twijfelaar. Nu de Kerk, 1818. 1826, 4 sept. begraven Gerrit ten Kate, 1ste diepte), tr. (2) (Huw.contract) te Westzaandam [nh] op 14 aug 1767 impost; 29 aug 1767 huw. contract met GeertruidaFremerij, dr. van WillemFremerij en GeertruidaOortman, geb. te Amsterdam [nh] op 12 jan 1741 GA A'dam DTB doopsgez. gem. dl. 298 blz. 135, DG, ovl. te Kampen [ov] op 11 dec 1815. Uit dit huwelijk geen kinderen, otr. (1) te Almelo [ov] op 3 apr 1756 "18 April 1756 met att. naar Zaandam Ds Gerhardus Ten Kate uit Almelo z.v. Teunis Ten Kate met Maritje Adriaans Ouwejan te West-Zaandam", tr. (Huw.contract) te Zaandam [nh] op 29 apr 1756.
Moeder: Maria (Maritje, Maartje)Ouwejan, dr. van AdriaanOuwejan en GuurtieLouwe, geb. te Westzaandam [nh] circa 1732, ged. DG te Westzaandam [nh] op 21 jan 1752, ovl. te Westzaandam [nh] op 24 apr 1767 (bronnen: RA Haarlem DTB: lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten (1712-1772), inv.nr. 83, chronologisch 1767 no. 4; lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten, inv.nr. 85; Register van den impost op het begraven (1757-1768) inv.nr. 113c, blz. 668; Gaarder en gequalificeerde inv.nr. 72b, blz. 123 register van ontvangsten wegens het begraven Gereform. kerk te Westzaandam (1747-1767)) lidm./attest. boek: "Maritje Adriaans Ouwejan, geliefde Egtgenoot van schrijver dezes, onder veel tranen gedagt door denzelven in eene lijkpredicatie over Ezech 24:15,18 uitgesproken 10 May zijnde haar E: overleden 24 april 1767"; Impost begr.: "25 april 1767 aangegeven 't lijk van Maartje Ouwejan vrouw van Ds. Gerrit ten Caate te Westzaandam door Pieter Korver 15,-,- met achterlating van één minderjarig kind", begr. te Westzaandam [nh] op 30 apr 1767.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 8 jan 1833, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 nov 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Gezina Elisabethten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 sep 1830, ovl. te Almelo [ov] op 17 dec 1831.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Focalina Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 17 feb 1827, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 7 feb 1857.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
tr. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 10 mei 1854 met
Gerrit Adriaanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 feb 1824, ged. te Almelo [ov] op 23 apr 1843, militair, ovl. te Salatiga Ned Indië [ni] op 11 mrt 1853 (bron: de Wapenheraut, red. D.G. van Epen, 7e jrg. (1903), blz. 482 en Ind. Alm. 1854/483).
Opmerkingen Gerrit Adriaanten Cate. HCO: DTB Almelo invnr. 6-7 : Gerrit Adriaan ten Cate. Door familie rampen in zijne maatschappelijke vooruitzigten te leurgesteld, nam hij dienst bij de Koloniale troepen te Harderwijk en verzocht hij op den 23 Maart 1849. Zijn bewijs van lidmaatschap ter zijner aanbeveling bij de Protestante Gemeente te Batavia. Volgens latere berichten in N. Indië overleden.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Henriëtte Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 21 aug 1769, ged. DG te Almelo [ov] op 5 apr 1789 op Palmzondag, door Ds. Gerrit ten Cate, koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 27 feb 1845, tr. te Almelo [ov] op 21 aug 1796.
Moeder: FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 29 mrt 1768, ged. DG te Almelo [ov] op 9 apr 1786 op Palmzondag door Ds. Gerrit ten Cate, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 16 okt 1826.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Jan Willemvan den Bovenkamp, geb. te Zutphen [ge] op 10 jul 1810, ged. NG te Zutphen [ge] op 15 jul 1810, onderwijzer, fabrikant, ovl. te Brummen [ge] op 17 jan 1892.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Herman Willemten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
relatie met
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
relatie met
Herman Willemten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Maria Geertruidaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 23 jun 1795, ovl. te Zutphen [ge] op 19 jan 1859.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hermanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 9 sep 1793, ovl. te Almelo [ov] op 10 mrt 1795.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 6 jul 1791, ovl. na 1826 volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Königsberg in Oost Pruisen, nu Kaliningrad geheten in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HerminaJolink, geb. te Almelo [ov] op 5 mrt 1740, ged. DG te Almelo [ov] op 19 mrt 1758, koopman te Almelo, ovl. te Almelo [ov] op 2 jan 1817, otr. te Almelo [ov] op 15 aug 1767, tr. te Almelo [ov] na 15 aug 1767.
Moeder: HendrinaWarnaars, dr. van AnthonijWarnaars (koopman te Almelo) en Geesjenten Cate, geb. te Almelo [ov] op 20 jul 1738, ged. DG te Almelo [ov] op 22 jul 1759, ovl. te Almelo [ov] op 23 mrt 1809 Register aangegeven lijken Stad Almelo: 215; Hk ten Cate; Maart 24-1809; Maart 23-1809; zijn huisvrouw Hendrina Warnaars; ruim 70 jaar, nalatende 4 kinderen: Hk ten Cate Hz, geh met Focolina Coster, en uit dit huwelijk 3 kleinkinderen, Anthony ten Cate, geh met Aleida Bavink, ook 3 kleinkinderen, Geziena ten Cate, geh met Adriaan ten Cate, 6 kleinkinderen, en Harmina ten Cate, geh met Jan Nicolaas Klatter te Amsterdam, 5 kleinkinderen; 93.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Adriaanten Cate, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812.
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Vader: Gerrit (Gerardus)ten Cate, zn. van Theunisten Cate (koopman te Almelo) en MariaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 25 nov 1731 vlg. lidm/ attest. boek verenigde doopsgez. gem. Westzaandam geb. op 25 nov. 1732, ged. DG te Almelo [ov], leraar der doopsgezinden, ovl. te Kampen [ov] op 1 sep 1826 fam. adv. coll. CBG, Ten Cate, blz. 11 Heden overleed, aan een langzaam verval van krachten, in den ouderdom van bijna vijf-en-negentig jaren, den Wel-Eerwaarden Heer Gerrit ten T.z, rustend Leeraar van de Doopsgezinde Gemeente te Almelo, Kampen den 1 September 1826 (Familiebericht van Gerardus ten Cate 1 sep 1826), begr. te Kampen [ov] Bovenkerk of St. Nicolaaskerk, naast Zuijdergang graf nr. 77, 1e diepte op 4 sep 1826 (In 1787 De heer bmr. Hermen Jan Croff. Twijfelaar. Nu de Kerk, 1818. 1826, 4 sept. begraven Gerrit ten Kate, 1ste diepte), tr. (2) (Huw.contract) te Westzaandam [nh] op 14 aug 1767 impost; 29 aug 1767 huw. contract met GeertruidaFremerij, dr. van WillemFremerij en GeertruidaOortman, geb. te Amsterdam [nh] op 12 jan 1741 GA A'dam DTB doopsgez. gem. dl. 298 blz. 135, DG, ovl. te Kampen [ov] op 11 dec 1815. Uit dit huwelijk geen kinderen, otr. (1) te Almelo [ov] op 3 apr 1756 "18 April 1756 met att. naar Zaandam Ds Gerhardus Ten Kate uit Almelo z.v. Teunis Ten Kate met Maritje Adriaans Ouwejan te West-Zaandam", tr. (Huw.contract) te Zaandam [nh] op 29 apr 1756.
Moeder: Maria (Maritje, Maartje)Ouwejan, dr. van AdriaanOuwejan en GuurtieLouwe, geb. te Westzaandam [nh] circa 1732, ged. DG te Westzaandam [nh] op 21 jan 1752, ovl. te Westzaandam [nh] op 24 apr 1767 (bronnen: RA Haarlem DTB: lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten (1712-1772), inv.nr. 83, chronologisch 1767 no. 4; lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten, inv.nr. 85; Register van den impost op het begraven (1757-1768) inv.nr. 113c, blz. 668; Gaarder en gequalificeerde inv.nr. 72b, blz. 123 register van ontvangsten wegens het begraven Gereform. kerk te Westzaandam (1747-1767)) lidm./attest. boek: "Maritje Adriaans Ouwejan, geliefde Egtgenoot van schrijver dezes, onder veel tranen gedagt door denzelven in eene lijkpredicatie over Ezech 24:15,18 uitgesproken 10 May zijnde haar E: overleden 24 april 1767"; Impost begr.: "25 april 1767 aangegeven 't lijk van Maartje Ouwejan vrouw van Ds. Gerrit ten Caate te Westzaandam door Pieter Korver 15,-,- met achterlating van één minderjarig kind", begr. te Westzaandam [nh] op 30 apr 1767.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 8 jan 1833, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 nov 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Gezina Elisabethten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 sep 1830, ovl. te Almelo [ov] op 17 dec 1831.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Focalina Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 17 feb 1827, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 7 feb 1857.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
tr. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 10 mei 1854 met
Gerrit Adriaanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 15 feb 1824, ged. te Almelo [ov] op 23 apr 1843, militair, ovl. te Salatiga Ned Indië [ni] op 11 mrt 1853 (bron: de Wapenheraut, red. D.G. van Epen, 7e jrg. (1903), blz. 482 en Ind. Alm. 1854/483).
Opmerkingen Gerrit Adriaanten Cate. HCO: DTB Almelo invnr. 6-7 : Gerrit Adriaan ten Cate. Door familie rampen in zijne maatschappelijke vooruitzigten te leurgesteld, nam hij dienst bij de Koloniale troepen te Harderwijk en verzocht hij op den 23 Maart 1849. Zijn bewijs van lidmaatschap ter zijner aanbeveling bij de Protestante Gemeente te Batavia. Volgens latere berichten in N. Indië overleden.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Henriëtte Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 21 aug 1769, ged. DG te Almelo [ov] op 5 apr 1789 op Palmzondag, door Ds. Gerrit ten Cate, koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 27 feb 1845, tr. te Almelo [ov] op 21 aug 1796.
Moeder: FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 29 mrt 1768, ged. DG te Almelo [ov] op 9 apr 1786 op Palmzondag door Ds. Gerrit ten Cate, ovl. te Stad-Almelo [ov] op 16 okt 1826.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Hendrikten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822 met
Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849. Opmerkingen Hendrik ten Cate en Henriëtte Gezina ten Cate Bij de Volkstelling Stad Almelo 1829 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik ten Cate, 40 jr. oud, zeepzieder, en zijn huisvrouw Henriette Gezina ten Cate, 30 jr. oud, beiden doopsgezind, in de Grotestraat Nieuwe Einde 45. Zij hadden toen twee kinderen: Gerrit Adriaan, 5 jr. oud, en Focalina Gezina, 2 jr. oud, terwijl in de kantlijn een derde kind, Gezina Elisabeth, geb. 15 sept. 1830, werd vermeld. De jongste zuster van Hendrik, te weten Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, woonde een tijd lang bij hen in. Bij de Volkstelling Stad Almelo 1839 (Gem. Arch. Almelo) woonden Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina nog op hetzelfde adres. Als kinderen werden vermeld: Focalina Gezina, 12 jr. oud, en Hendrik, 6 jr. oud. Waar de oudste zoon, Gerrit Adriaan, in die tijd verbleef, is niet bekend. Later, doch vermoedelijk na april 1843, is deze naar Ned.-Indië vertrokken; het Almelose doopboek van de doopsgezinden RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7)vermeldt: Gerrit Adriaan ten Cate, ged. 23 april 1843. Later zijn Hendrik en zijn huisvrouw Henriette Gezina naar Neuenhaus vertrokken, alwaar zij zijn overleden. Van hun in totaal zes kinderen heeft, behalve Gerrit Adriaan, die op 29-jarige leeftijd in Ned.-Indië is overleden, alleen hun dochter Focalina Gezina de leeftijd van meerderjarigheid bereikt. Zij is gehuwd geweest met Lucas Ernst Stülen, een koopman in Neuenhaus. Reeds drie jaar na haar huwelijk is Focalina Gezina overleden. Hun zoon Hendrik Gerhard heeft toen de naam 'ten Cate Stülen' gekregen. Van hem is overigens zo goed als niets bekend.
Jan Willemvan den Bovenkamp, geb. te Zutphen [ge] op 10 jul 1810, ged. NG te Zutphen [ge] op 15 jul 1810, onderwijzer, fabrikant, ovl. te Brummen [ge] op 17 jan 1892.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Herman Willemten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
relatie met
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
JuliaWeenker, geb. circa 1800, ovl. voor 14 mei 1852.
relatie met
Herman Willemten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 jun 1798, ovl. te Zutphen [ge] op 14 mei 1852.
Opmerkingen Herman Willemten Cate. volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Sint Petersburg in Rusland.
Maria Geertruidaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 23 jun 1795, ovl. te Zutphen [ge] op 19 jan 1859.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Hermanten Cate, geb. te Almelo [ov] op 9 sep 1793, ovl. te Almelo [ov] op 10 mrt 1795.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 6 jul 1791, ovl. na 1826 volgens testament van zijn grootvader Gerrit Teunisz ten Cate woont hij in 1826 te Königsberg in Oost Pruisen, nu Kaliningrad geheten in Rusland.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HerminaJolink, geb. te Almelo [ov] op 5 mrt 1740, ged. DG te Almelo [ov] op 19 mrt 1758, koopman te Almelo, ovl. te Almelo [ov] op 2 jan 1817, otr. te Almelo [ov] op 15 aug 1767, tr. te Almelo [ov] na 15 aug 1767.
Moeder: HendrinaWarnaars, dr. van AnthonijWarnaars (koopman te Almelo) en Geesjenten Cate, geb. te Almelo [ov] op 20 jul 1738, ged. DG te Almelo [ov] op 22 jul 1759, ovl. te Almelo [ov] op 23 mrt 1809 Register aangegeven lijken Stad Almelo: 215; Hk ten Cate; Maart 24-1809; Maart 23-1809; zijn huisvrouw Hendrina Warnaars; ruim 70 jaar, nalatende 4 kinderen: Hk ten Cate Hz, geh met Focolina Coster, en uit dit huwelijk 3 kleinkinderen, Anthony ten Cate, geh met Aleida Bavink, ook 3 kleinkinderen, Geziena ten Cate, geh met Adriaan ten Cate, 6 kleinkinderen, en Harmina ten Cate, geh met Jan Nicolaas Klatter te Amsterdam, 5 kleinkinderen; 93.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Adriaanten Cate, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812.
Opmerkingen Adriaanten Cate. Het ontbrak Adriaan ten Cate aan koopmansgeest zoals deze zijn schoonvader Hendrik ten Cate Hendriksz. en zwagers Hendrik en, in mindere mate Antonij, beiden zoons van Hendrik ten Cate Hendriksz. (zie: tak Almelo II, VII-10, VIII-12 en 13} kenmerkte. Aan de archieven van het Land- en Stadgericht Almelo is het navolgende ontleend:. a. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2621 (Testamenten, hypotheken en transporten 1784-1794);per 5 febr. 1787: Jan van Lochem Tobiasz. en zijn huisvrouw Catharina van Lochem transporteren aan Adriaan ten Cate en erfgenamen (hij is dan nog niet gehuwd) hun huis en wheere, door henzelf bewoond en gelegen tussen het huis van Gerrit ten Bruggencate en dat van Hermen ten Bruggencate, thinsbaar aan Huize Almelo met 2 stuivers per jaar en met een uitgang aan de St. Gregorie Vicarie van l gulden per jaar. b. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 13 nov. 1796: De erfgenamen van wijlen de weduv^ Gerrit Knoop transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw en erfgenamen een stuk land aan de Stege. c. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 2 jan. 1797: Hendrik ten Cate jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina War-naars transporteren aan Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate een huis in de stad tussen de huizen van Hendricus Fikkert en Hermen Spijker, alsmede een daarachter, in het landgericht gelegen bleek (zie: arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652, fol. no. 179-180). d. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 30 juli 1800: Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw Gezina ten Cate verlenen hypotheek ten gunste van Gerrit Schimnelpenninck Wzn. voor een somnna van ƒ 2500,-met als onderpand hun persoon en goederen, in het bijzonder hun huis en wheere, thans door henzelf bewoond, gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate (zie hiervoor onder a). In 1801 gaat Adriaan ten Cate failliet en zijn huis wordt verkocht. e. RA Zwolle, arch. Stadger. Almelo, inv. nr. 2622 (Testamenten, hypotheken en transporten 1794-1808); per 5 aug. 1801: Gerrit Schinmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan Jan Frederik Scholten en zijn erfgenamen een huis, door Adriaan ten Cate bewoond geweest en gelegen tussen het huis van Berend ten Bruggencate en dat van de weduwe Gerrit ten Bruggencate. Verder worden diverse stukken land uit de boedel verkocht: f. RA Zwolle, arch. Landger. Almelo, inv. nr. 2652 (Testamenten, overdragten en verzettingen 1790-1802); per 7 sept. 1801: Gerrit Schirrmelpenninck Wzn. en Egbert Coster als curatoren over de failliete boedel van Adriaan ten Cate en zijn huisvrouw transporteren aan de weduwe Hendrik ten Cate in het Dwarshuis en erfgenamen een stuk bouwland aan de Stege en aan Barend Bavink en zijn huisvrouw en erfgenamen twee percelen land, waarvan één tot een hof gemaakt, gelegen achter het huis van Barend Bavink. GA Kampen, 00124-4657 Verhaagen, H.R. Datum: 19-10-1821. Aktebenoemingen: transport van een schuldvordering. Notaris: Verhaagen, H.R. Object in akte: Woonhuis. Akteplaats: IJsselmuiden. Aktenummer: 1222. gevolmachtigde: Johannes Jacobus van Ingen. legataris: Amettina Adriana Petronella Louisa Susanna Mulert. voogd, vader: Willem Jan Mulert. schuldenares: Wilhelmina Louise Mulert. Executeur-testamentair: Arent van Groenou. Koper: Peter Beijer. Schuldeiser: Adter Cate [= Adriaan ten Cate]. Voogd: L. Pastoor, J.M. Suskens. Toegangsnummer: 00124 Notarieel Archief Kampen. Inventarisnummer: 4657. Notariële akte1222 Aan de akte is een volmacht tot verkoop van een hypothecaire vordering van ƒ 600 gehecht van de beide voogden over de 4 destijds minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Egbert de Rooij en Geertruid Doier tevens als volmacht dienende van de enig overgebleven executeur-testamentair van de schuldeiser. De hypotheek d.d. 9 mei 1799 is gevestigd op het genoemde onroerend goed ten behoeve van wijlen Ad Tencate. De koper heeft de gevolmachtigde ƒ 600 voldaan tegen overgave van de originele obligatie.De vader van de legataris verklaart namens zijn minderjarige dochter de overdracht van de vordering aan de koper te erkennen en daarmee de rente en het kapitaal te zullen betalen overeenkomstig de hypotheekvoorwaarden. Omdat het vierde en jongste kind van wijlen Egbert de Rooij en Geertruida Doier, zijnde Geertruida Tobias de Rooij, inmiddels 21 jaar is en gehuwd met J.Jongman te Vollenhove moest worden overgegaan tot opzegging van het kapitaal. Met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement zij nog verwezen naar: Gerrit ten Cate Thz.[262] Na zijn faillissement heeft Adriaan ten Cate een overheidsfunctie als commies te voet bij de Vereenigde Rechten van Almelo moeten aannemen. Adriaan ten Cate is gedoopt op palmzondag 1786, evenals zijn echtgenote Gezina ten Cate. Gerrit, de oudste zoon van Adriaan en Gezina, is tezamen met zijn broer Hendrik ten Cate te Almelo gedoopt op palmzondag 1805; het doopboek van Almelo (zie: RA Zwolle, DTB Almelo, inv. nr. 6/7) vermeldt voorts nog de doop van Margaretha, bijgenaamd Grietje Ouwejans, de jongste dochter van Adriaan en Gezina en wel op 23 maart 1823. Na het overlijden van Adriaan ten Cate is Gezina naar Ambt Delden vertrokken; zij woonde aldaar op 't Warmtink, tezamen met haar jongste dochter Margaretha. Gezina ten Cate is op 't Warmtink in 1823 overleden. Margaretha, ofwel Grietje Ouwejans, ten Cate is toen ingetrokken bij haar broer Hendrik ten Cate in de Grote Straat Nieuwe Einde 45 (zie: GA Almelo, Volkstelling Stad Almelo 1829) totdat zij in 1834 in het huwelijk trad met de onderwijzer Jan Willem van den Bovenkamp. Later werd laatstgenoemde benoemd tot onderwijzer in Zutphen en vestigde het echtpaar van den Bovenkamp-ten Cate zich aldaar; Margaretha is ten slotte in 1872 in Zutphen overleden. RA Zwolle: ORA Archiefnr. 39 invnr. 97, contentiueze zaken, dd. 4 jan. 1808: Exhibitum in judicio Almelo den 4 Jan 1808 in fidem N. Dolleman Leend. Eisch en Aanspraak door Antonij Dull Aanlegger ter eener Tegen Arian Ten Cate Gedaagde ter anderen Zijde. Mijne Heren, Leden van de Munilipaliteit der Stad Almelo. 1. Om deeze kortelijk en na behooren te institueeren en daarbij overtuigend aan te toonen dat de Gedaagde zonder enige de minste bedenkinge zal moeten worden gecondemneerd in de conclusie, welke op het einde deezes staat genoomen te worden. 2. Doet de Aanlegger, onder emploi van alle salutaire middelen, en beneficien van Rechten, welke hem maar eenigsints kunnen te stade komen. 3. En onder wel uitdrukkelijk protest tegen den last van overtollig bewijs poseren. 4. Dat infacto onstrafbaar waar en waaragtig is. 5. Dat de Gedaagde in den avond van Zaterdag zijnde geweest den 24 October laatstleden , om de streek van Negen Uur, niet verre van zijn huis , op de publijcque Heeren Straat op eene verradelijke wijze zullende aangerand geslagen en met een mes in zijn aangezigt gewond zijn. 6. Zig niet ontzien heeft luidkeels te schreuwen dat hij door de Aanlegger zo verradelijk aangerand, geslagen en gewond zoude zijn. 7. Het geen algemeen bekend is , en geen bewijs behoeft, te minder daar men geene redenen ter waereld heeft om eenigsints te vermoeden, dat de Gedaagde dit zal willen durven ontkennen. 8. Daar niet minder algemeen bekend is dat hij niet slegts op heeter daad, maar ook eenige tijd daarna dit heeft staande gehouden, en, misschien nog op dit ogenblik zijne bose driften bot vierende en voedsel gevende in deze zijne kwaadaardige lastering blijft volharden. 9. Waarvan ten duidelijken en onwedersprekelijken bewijze verstrekt. 10. Dat hij schoon reeds op den.. 11. ... 12. .. heid mogt komen van die beledigende gezegdens te ontkennen. 13. Indien gevalle reserveert Aanlegger zig de faculteit om deze zijne positie met voldoende bewijzen te staven. 14. Dit bewijs brengt den Gedaagden onder de onvermijdelijke, en onlosmakelijke verpligtinge, den Aanlegger in zijne hier door zeer gevoelig gekrenkte eer, goeden naam, en faam te herstellen, immers indien Gedaagde niet bewijzen kan, gelijk hij in allen gevalle, buiten tegenspraak bewijzen moet. 15. Dat Aanlegger hem ter genoemder tijd en plaats zo deerlijk mishandelt heeft. 16. Dan dit zal hem ten uitersten bezwaarlijk vallen, ja volstrekt onmogelijk zijn. 17. Trouwens behalven dat van iemand, welk eene behoorlijke opvoeding genoten heeft, en van een onbesproken gedrag is, over welke zig Aanlegger mag verblijden, en zig op het getuigenis van de gehele burgerij dezer Stad beroepen, niet ligtelijk zal en na rechten niet mag gepresumeerd worden. 18. Dat hij zig zal kunnende, of willen schuldig maken aan het plegen van eene daad, van ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeien, en alleen door één uit de heffe des volks kan gepleegd worden. 19. En behalven dat tegen alle redelijke vermoeden strijdt, dat de Aanlegger dit aan den Gedaagden zou willen plegen, daar zij zedert enigen tijd, en zelfs op den dag, wanneer s'avonds die daad gepleegd is, als gemeensame vrinden verkeerd hebben. 20. Is de Aanlegger, schoon tot niets minder, als tot bewijzen zijne onschuld verpligt, instaat, te bewijzen, en reserveert ook hiervan, bij poursuite van zaken, voor het sluiten dezes het nodig bewijs in. 21. Dat hij op het ogenblik wanneer dit ongeval gebeurd is, met zijn vrouw en Meid, welke met hem zijn geheele huisgezin uitmaken, in zijn eigen huis geweest is. 22. Zelfs is hij in staat tot volkomene overtuiging van een onzijdig Richter daar te doen, dat niet hij, maar een ander, onbekend persoon den gedaagden mishandeld heeft. 23. Dit kan hij aantonen met het getuigenis van drie onwraakbare Getuigen, welke op het tijdstip, wanneer, en niet verre van de plaats, alwaar dit feit gepleegd is, niet alleen gezien hebben. 24. Dat de daader ogenblikkelijk na de aanrandinge gelopen is na den zogenaamden ouden einde dezer Stad, dus niet na, maar van af het huis, in het welk Aanlegger woont. 25. Maar ook bemerkende, dat de Aanlegger, onmiddelijk daarop, aan, of voor zijne deur op de straat stond, na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben. 26. Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. 27. Dit alles is geen geheim of aan weinige bekend in tegendeel weet dit een ieder ingezeten van deze Stad en de Gedaagde kan er bij geene mogelijkheid onkundig van weezen. 28. Een ieder , en hij in het bijzonder, weet, dat ter oorzaake van dit geval twee Raads Heren van het hof van Justitie van Overijssel zig herwaards begeven, alle omstandigheden gelijk van zelfs spreeekt, naauwkeurig onderzogt, en onder anderen, ook de Meid van Aanlegger, en die drie personen gehoord hebben. 29. En gedaagde zal weten, althans bij de uitkomst heeft men ten duidelijksten kunnen zien, dat die Heren de aanklagte van de Gedaagde ongegrond en valsch bevonden, en de Aanlegger volkomen onschuldig, en te onregt betigd geoordeeld hebben. 30. En niet tegenstaande de Gedaagde, dit alles weet blijft hij bij zijn verdigtsel volharden, weigerende te verklaren, dat 't hem leed doed die haastige injurieuse woorden gesproken te hebben, en dat hij van Aanlegger niets weet als alle eer en goed. 31. Welke zijne halstarrige verweigeringe, om in der minne aangezogt, op zowel, als minder kostbare wijze dat gene te prosteren, waartoe hem, wilde hij anders als een Christen handelen zijn geweten zo wel als zijn belang hem moest nopen, en aanzetten, den Aanlegger genooddrongen heeft. 32. Om door middelen rechtens te erlangen of liever te behouden dat gene, waar van de Gedaagde hem zo eer en pligt vergeetend veracht te beroven. 33. Doende hem ten dien einde volgens relaas des Stadsdienaars Sub B tegen heden voor deeze Vierschaar dagvaarden, ten einde ter zake meergemeld tegen hem te zien dienen van Eisch en Aanspraak. 34. Waarvan Aanlegger mits dezen houdende gediend doet hij exdictis dilendi nobilique judelis officio in omissis supplendis omni melioni modo condendo concluderen. Dat de Gedaagde bij vonnis van deesen Gerigt zal worden gecondemneerd om de gelibellaarde tegen den Aanlegger gepleegde actoire injurie honorabel en profitabel te beloven, honorabel mits in dezen Gerigte verklarende, dat hij bij zijne injurieuse gezegdens niet persisteert , maar Aanlegger zijne eere weder geeft, met verklaringe dat.. ***. Idem: fiat insinuatio, Almelo 27 Oct. 1807. Gt. Schimmelpenninck, A ten Cate. Memorie voor de Stadsdienaar van Almelo. om met de nodige permissie ter instantie van Ant: Dull te insinueren aan Adriaan Ten Cate Dat insinuant met de uiterste bevreemding en niet min met de hoogste verontwaardiging geinformeerd is, dat geinsinueerde zig niet ontzien heeft, van Insinuant te betigten, als zoude hij hem op Zaturdag den 24 dezer Maand October s'avonds om de streek van Negen Uren op de poblijcque straat alhier op eene verradelijke wijze aangerand, geslagen, met een mes gesneden en in 't aangezigt gewond hebben. Eene aantijging van eene daad welke op zig zelven niet alleen afschuwelijk is, en bij ieder weldenkende met het uiterste afgrijzen moet verfoeid worden, maar ook te zwaarder moet geagt worden daar de mishandeling gepleegd is aan hem welke hier als Hoofdgaarder fungeert en daarom de misdaad te groter en de uitvoeder te strafwaardiger zal beschouwd worden wanneer die mishandeling aangemerkt mogt worden, als aan hem in die qualiteit gepleegd. Dan hoe groter deze misdaad is, en hoe schromelijker ook de gevolgen voor den dader zullen wezen, zo veel te meer strekt het tot wesendlijk genoegen van Insinuant, en de zijnen, dat hij, van welke naar rechten nooit kan gevordert worden, dat hij zijne onschuld bewijzen zo gelukkig is, van niet slegts met de verklaring van zijn Vrouw en dienstmaagd, welke met hem zijn gehele huisgezin uitmaken, te kunnen bewijzen, dat zij, wanneer die wandaad zal gepleegd zijn in zijn huis en niet op de straat geweest is, maar ook met het getuigenis van drie onpartijdige manspersonen, welke zig op de straat bevonden en gezien hebben dat de dader na den Oude Einde dus vanaf het huis van Insinuant gelopen en Insinuant daarnaa uit zijn huis aan de deur gekomen is; dat daarop die personen na hem toegekomen zijn, en gezegd hebben: Dull zijt gij daar, dat is gelukkig, Adriaan heeft geroepen, dat gij hem geslagen en gesneden hebt. Dan hoe zeer Insinuant ten eenermale onschuldig is, en zijne onschuld ten allen overvloede volledig kan bewijzen, is het hem egter, vooral in deze tijden, en omstandigheden verre van onverschillig door eene zo gewigtige aantijginge in zijn eer en goeden naam beledigd, en aan een Gerechtelijk onderzoek (restant volgt nog).
Vader: Gerrit (Gerardus)ten Cate, zn. van Theunisten Cate (koopman te Almelo) en MariaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 25 nov 1731 vlg. lidm/ attest. boek verenigde doopsgez. gem. Westzaandam geb. op 25 nov. 1732, ged. DG te Almelo [ov], leraar der doopsgezinden, ovl. te Kampen [ov] op 1 sep 1826 fam. adv. coll. CBG, Ten Cate, blz. 11 Heden overleed, aan een langzaam verval van krachten, in den ouderdom van bijna vijf-en-negentig jaren, den Wel-Eerwaarden Heer Gerrit ten T.z, rustend Leeraar van de Doopsgezinde Gemeente te Almelo, Kampen den 1 September 1826 (Familiebericht van Gerardus ten Cate 1 sep 1826), begr. te Kampen [ov] Bovenkerk of St. Nicolaaskerk, naast Zuijdergang graf nr. 77, 1e diepte op 4 sep 1826 (In 1787 De heer bmr. Hermen Jan Croff. Twijfelaar. Nu de Kerk, 1818. 1826, 4 sept. begraven Gerrit ten Kate, 1ste diepte), tr. (2) (Huw.contract) te Westzaandam [nh] op 14 aug 1767 impost; 29 aug 1767 huw. contract met GeertruidaFremerij, dr. van WillemFremerij en GeertruidaOortman, geb. te Amsterdam [nh] op 12 jan 1741 GA A'dam DTB doopsgez. gem. dl. 298 blz. 135, DG, ovl. te Kampen [ov] op 11 dec 1815. Uit dit huwelijk geen kinderen, otr. (1) te Almelo [ov] op 3 apr 1756 "18 April 1756 met att. naar Zaandam Ds Gerhardus Ten Kate uit Almelo z.v. Teunis Ten Kate met Maritje Adriaans Ouwejan te West-Zaandam", tr. (Huw.contract) te Zaandam [nh] op 29 apr 1756.
Moeder: Maria (Maritje, Maartje)Ouwejan, dr. van AdriaanOuwejan en GuurtieLouwe, geb. te Westzaandam [nh] circa 1732, ged. DG te Westzaandam [nh] op 21 jan 1752, ovl. te Westzaandam [nh] op 24 apr 1767 (bronnen: RA Haarlem DTB: lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten (1712-1772), inv.nr. 83, chronologisch 1767 no. 4; lidmaten en attestatieboek verenigde (Vlaamse en Waterlandse) doopsgezinde gemeenten, inv.nr. 85; Register van den impost op het begraven (1757-1768) inv.nr. 113c, blz. 668; Gaarder en gequalificeerde inv.nr. 72b, blz. 123 register van ontvangsten wegens het begraven Gereform. kerk te Westzaandam (1747-1767)) lidm./attest. boek: "Maritje Adriaans Ouwejan, geliefde Egtgenoot van schrijver dezes, onder veel tranen gedagt door denzelven in eene lijkpredicatie over Ezech 24:15,18 uitgesproken 10 May zijnde haar E: overleden 24 april 1767"; Impost begr.: "25 april 1767 aangegeven 't lijk van Maartje Ouwejan vrouw van Ds. Gerrit ten Caate te Westzaandam door Pieter Korver 15,-,- met achterlating van één minderjarig kind", begr. te Westzaandam [nh] op 30 apr 1767.
otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787 met
Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.