Jan CornelisSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 2 mrt 1813, EL, timmerman, hoofdopzichter Staats Spoorweg, architect, ovl. te Amsterdam [nh] op 17 dec 1891.
Opmerkingen Jan CornelisSpringer. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. Par. 2. (vervolg). Jan Cornelis Springer (1813-1891), timmerman. Van de vier gebroeders Springer heeft Jan Cornelis in zijn loopbaan de minste publiciteit genoten, hetgeen allerminst betekent, dat hij in begaafdheid bij hen ten achter zou hebben gestaan. Het verschil is daarin gelegen, dat bij de drie anderen de creativiteit zich in het artistieke vlak manifesteerde, terwijl bij Jan Cornelis een meer technische gerichtheid aan den dag trad. Zeker is, dat hij tussen zijn broeders een man met erkend gezag is geweest. Op 22 december 1842 trad hij te Amsterdam in het huwelijk met de Doopsgezinde Maria ten Cate (1821-1882), dochter van wijlen Gerrit ten Cate, in leven apothekersgezel, en van Lena Sipgen. Aanvankelijk treffen wij Jan Cornelis een aantal jaren als timmerman aan in de Lange Leidsedwarsstraat bij de Spiegelstraat. Vermoedelijk is hij omstreeks 1853 in dienst getreden bij de Staatsspoorwegen, waar hij zich de eervolle functie van hoofdopzichter bij de bruggebouw wist te verwerven. Ruim twintig jaar wisselde hij als zodanig regelmatig van standplaats, alvorens in 1875 naar zijn geboorteplaats terug te keren, waar hij op Binnen Brouwerstraat no. 9 domicilie koos. In de figuur van Jan Cornelis Springer presenteert zich de technische tak der familie. Deze traditie is later voortgezet door zijn kleinzoon en naamgenoot (1877-1941), hoofdingenieur bij Werkspoor en diens zoon Ir. Jan Frederik Springer, die thans bij de Rijkswaterstaat een vooraanstaande positie bekleedt.
Vader: WillemSpringer, zn. van Jan Springer (mr. timmerman) en Engeltje Pieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Moeder: Maria ElisabethDoetzen, dr. van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen, ged. EL te Amsterdam [nh] op 30 mrt 1777 (getuigen: Hendrik Steur en Metje Matthijsen), ovl. te Amsterdam [nh] op 16 jan 1848.
tr. te Amsterdam [nh] op 22 dec 1842 met
Mariaten Cate, dr. van Gerrit ten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje) Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 18 okt 1821, ged. DG te Amsterdam [nh] op 21 nov 1841 (bron: GA A'dam arch. PA 565, b5, blz. 90) Lena Sipgen, moeder en Wilhelmina Johanna Nuhoff, behuwd zuster, ovl. te Amsterdam [nh] op 2 okt 1882.
Dirk ArnoldusSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 21 jan 1820, EL, timmerman, ovl. te Batavia [ja, Indonesië] op 6 apr 1850 (Ind. Alm. 1851 blz. 427).
Vader: WillemSpringer, zn. van Jan Springer (mr. timmerman) en Engeltje Pieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Moeder: Maria ElisabethDoetzen, dr. van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen, ged. EL te Amsterdam [nh] op 30 mrt 1777 (getuigen: Hendrik Steur en Metje Matthijsen), ovl. te Amsterdam [nh] op 16 jan 1848.
tr. te Amsterdam [nh] op 9 feb 1843 (Reg.1 fol. 34) met
Adriana Gezina (Gerritdina)ten Cate, dr. van Gerrit ten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje) Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 21 dec 1823, ovl. te Amsterdam [nh] op 9 mei 1843.
Christiaan AarnoldAukes, geb. te Amsterdam [nh] op 15 jul 1834, diamantslijper, ovl. te Amsterdam [nh] op 5 jun 1876.
Vader: Hendrik AarnoldAukes, geb. circa 1788, kleermaker, ovl. voor 16 mei 1855, tr. circa 1830.
Moeder: Jacobavan der Zanden, geb. circa 1799, ovl. voor 16 mei 1855.
tr. te Amsterdam [nh] op 16 mei 1855 met
Helena Christinaten Cate, dr. van Gerrit ten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje) Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 22 mrt 1832, ged. DG te Amsterdam [nh] op 25 mrt 1855 (bron: GA A'dam, arch. PA 565, b5, blz. 141), tapster, ovl. te Amsterdam [nh] op 11 jan 1909, tr. (2) met Johannes Jacobus Gijsbertvan Bergen. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Johannes Jacobus Gijsbertvan Bergen, geb. te Amsterdam [nh] op 13 aug 1832, meubelmaker, ovl. te Amsterdam [nh] op 24 dec 1906.
Vader: Johannesvan Bergen, geb. circa 1800, ovl. voor 4 mei 1881, tr. na 13 aug 1832.
Moeder: Maria Catrinade Greeuw, geb. circa 1810, ovl. na 4 mei 1881, tr. (1) circa 1830 met JohannesKrommers, geb. circa 1807, schildersknecht, ovl. voor 1843. Uit dit huwelijk geen kinderen.
tr. te Amsterdam [nh] op 4 mei 1881 (getuige: o.a. Christiaan Gerrit Aukes, oppasser verdachten, 50 jr. te A'dam) met
Helena Christinaten Cate, dr. van Gerrit ten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje) Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 22 mrt 1832, ged. DG te Amsterdam [nh] op 25 mrt 1855 (bron: GA A'dam, arch. PA 565, b5, blz. 141), tapster, ovl. te Amsterdam [nh] op 11 jan 1909, tr. (1) met Christiaan AarnoldAukes, zn. van Hendrik Aarnold Aukes (kleermaker) en Jacoba van der Zanden. Uit dit huwelijk 8 kinderen.
Gerritten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus) ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje) Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo) en Hendrina Warnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Lena (Lientje)Sipgen, dr. van Joannes Franciscus (Frans) Sipgen (kleermaker) en Pietertje de Bruijn, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Lena (Lientje)Sipgen, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Vader: Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (Ziepgem), zn. van Hendrik Sipgen en Anna Maria Christina Oogen, ged. RK later Ned. Geref te Amsterdam [nh] op 19 jan 1762 (getuigen: Jurri Oogen en Theresia Ziepgem), kleermaker, ovl. te Amsterdam [nh] op 4 feb 1796, otr. te Amsterdam [nh] op 26 jan 1787 (bron: GA. A'dam DTB dl. 632 blz. 38) wonende beiden op de "Baangragt", bruidegom geasst. met Catharina Boom op de "Roosegragt", bruid met haar moeder Grietje de Leeuw.
Moeder: Pietertjede Bruijn, dr. van David de Bruijn en Grietje Leenders de Leeuw, ged. NG te Amsterdam [nh] op 27 apr 1763 door Ds. Johannes de Lange (bron: GA A'dam dl. 56 fol. 49v) (getuigen: Pieter Boot en Jannetje Pieters), ovl. te Amsterdam [nh] op 13 mrt 1836.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Gerritten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
WillemSpringer, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Vader: JanSpringer, zn. van Jan Springer (mr. kuiper) en Jannetje Bierdrager, ged. EL te Medemblik [nh] op 28 okt 1742, mr. timmerman, begr. te Amsterdam [nh] Nieuwe Lutherse Kerk, kerkgraf nr. 369 op 20 feb 1788, otr. te Amsterdam [nh] op 16 okt 1767, tr. (Schepenbank) te Amsterdam [nh] op 1 nov 1767.
Moeder: EngeltjePieters (Pietersen), dr. van Jan Pieters en Magteld Slootmans, ged. LU te Amsterdam [nh] op 1 mrt 1739 (getuigen: Jannes Mattheusz en Magtelt Dinklagen), ovl. te Amsterdam [nh] op 12 aug 1809, begr. te Amsterdam [nh] Wester Kerk en Kerkhof op 16 aug 1809 Engeltje Pieterse Weduwe Jan Springer in de Runstraat (DTB 1127, p.182vo en p.183).
otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803 met
Maria ElisabethDoetzen, dr. van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen, ged. EL te Amsterdam [nh] op 30 mrt 1777 (getuigen: Hendrik Steur en Metje Matthijsen), ovl. te Amsterdam [nh] op 16 jan 1848.
Opmerkingen Maria ElisabethDoetzen. fadv1.jpg/GDPim$].
Maria ElisabethDoetzen, ged. EL te Amsterdam [nh] op 30 mrt 1777 (getuigen: Hendrik Steur en Metje Matthijsen), ovl. te Amsterdam [nh] op 16 jan 1848.
Opmerkingen Maria ElisabethDoetzen. fadv1.jpg/GDPim$].
Vader: HendrikDoetzen (Dutsen, Dutzen), geb. te Langwarden [ni, Duitsland] (kustplaatsje ten westen van Bremerhaven) circa 1745, otr. te Amsterdam [nh] op 22 apr 1774.
Moeder: BeertjeMatthijsen.
otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803 met
WillemSpringer, zn. van Jan Springer (mr. timmerman) en Engeltje Pieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Hendrik Gerhardten Cate Stülen, geb. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 feb 1855, bakker.
Vader: Lucas Ernst JacobusStülen, zn. van Jan Stülen en Amalia Bernhardina Catharina Neuhoff, geb. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 13 jul 1826, koopman, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 16 jul 1892, tr. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 10 mei 1854.
Moeder: Focalina Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (zeepzieder) en Henriëtte Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 17 feb 1827, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 7 feb 1857.
Hendrik Gerhardten Cate Stülen, zn. van Lucas Ernst Jacobus Stülen (koopman) en Focalina Gezina ten Cate, geb. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 feb 1855, bakker.
Uit dit huwelijk één kind:
naam
geb.
plaats
ovl.
plaats
oud
relatie
kinderen
1
Levenloos
*1886
Neuenhaus [ni, Duitsland]
†1886
0
0
0
Levenloos kind ten Cate StülenLevenloos kindten Cate Stülen, geb. en ovl. te Hengelo [ov] op 10 mei 1886.
Vader: Hendrik Gerhardten Cate Stülen, zn. van Lucas Ernst Jacobus Stülen (koopman) en Focalina Gezina ten Cate, geb. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 12 feb 1855, bakker, tr. voor 1886 verder onbekend.
Egbertten Cate, geb. te Almelo [ov] op 7 mei 1837, ovl. te Almelo [ov] op 15 mei 1837.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Egbert Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 11 dec 1835, ovl. te Almelo [ov] op 19 apr 1836.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaan ten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezina ten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrik ten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en Focalina Coster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Jan CornelisSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 2 mrt 1813, EL, timmerman, hoofdopzichter Staats Spoorweg, architect, ovl. te Amsterdam [nh] op 17 dec 1891.
Opmerkingen Jan CornelisSpringer. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. Par. 2. (vervolg). Jan Cornelis Springer (1813-1891), timmerman. Van de vier gebroeders Springer heeft Jan Cornelis in zijn loopbaan de minste publiciteit genoten, hetgeen allerminst betekent, dat hij in begaafdheid bij hen ten achter zou hebben gestaan. Het verschil is daarin gelegen, dat bij de drie anderen de creativiteit zich in het artistieke vlak manifesteerde, terwijl bij Jan Cornelis een meer technische gerichtheid aan den dag trad. Zeker is, dat hij tussen zijn broeders een man met erkend gezag is geweest. Op 22 december 1842 trad hij te Amsterdam in het huwelijk met de Doopsgezinde Maria ten Cate (1821-1882), dochter van wijlen Gerrit ten Cate, in leven apothekersgezel, en van Lena Sipgen. Aanvankelijk treffen wij Jan Cornelis een aantal jaren als timmerman aan in de Lange Leidsedwarsstraat bij de Spiegelstraat. Vermoedelijk is hij omstreeks 1853 in dienst getreden bij de Staatsspoorwegen, waar hij zich de eervolle functie van hoofdopzichter bij de bruggebouw wist te verwerven. Ruim twintig jaar wisselde hij als zodanig regelmatig van standplaats, alvorens in 1875 naar zijn geboorteplaats terug te keren, waar hij op Binnen Brouwerstraat no. 9 domicilie koos. In de figuur van Jan Cornelis Springer presenteert zich de technische tak der familie. Deze traditie is later voortgezet door zijn kleinzoon en naamgenoot (1877-1941), hoofdingenieur bij Werkspoor en diens zoon Ir. Jan Frederik Springer, die thans bij de Rijkswaterstaat een vooraanstaande positie bekleedt.
Vader: WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Mariaten Cate, dr. van Gerritten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje)Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 18 okt 1821, ged. DG te Amsterdam [nh] op 21 nov 1841 (bron: GA A'dam arch. PA 565, b5, blz. 90) Lena Sipgen, moeder en Wilhelmina Johanna Nuhoff, behuwd zuster, ovl. te Amsterdam [nh] op 2 okt 1882.
Dirk ArnoldusSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 21 jan 1820, EL, timmerman, ovl. te Batavia [ja, Indonesië] op 6 apr 1850 (Ind. Alm. 1851 blz. 427).
Vader: WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Helena Christinaten Cate, dr. van Gerritten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje)Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 22 mrt 1832, ged. DG te Amsterdam [nh] op 25 mrt 1855 (bron: GA A'dam, arch. PA 565, b5, blz. 141), tapster, ovl. te Amsterdam [nh] op 11 jan 1909, tr. (2) met Johannes Jacobus Gijsbertvan Bergen. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Vader: Johannesvan Bergen, geb. circa 1800, ovl. voor 4 mei 1881, tr. na 13 aug 1832.
Moeder: Maria Catrinade Greeuw, geb. circa 1810, ovl. na 4 mei 1881, tr. (1) circa 1830 met JohannesKrommers, geb. circa 1807, schildersknecht, ovl. voor 1843. Uit dit huwelijk geen kinderen.
tr. te Amsterdam [nh] op 4 mei 1881 (getuige: o.a. Christiaan Gerrit Aukes, oppasser verdachten, 50 jr. te A'dam) met
Gerritten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Lena (Lientje)Sipgen, dr. van Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (kleermaker) en Pietertjede Bruijn, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Lena (Lientje)Sipgen, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Vader: Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (Ziepgem), zn. van HendrikSipgen en Anna Maria ChristinaOogen, ged. RK later Ned. Geref te Amsterdam [nh] op 19 jan 1762 (getuigen: Jurri Oogen en Theresia Ziepgem), kleermaker, ovl. te Amsterdam [nh] op 4 feb 1796, otr. te Amsterdam [nh] op 26 jan 1787 (bron: GA. A'dam DTB dl. 632 blz. 38) wonende beiden op de "Baangragt", bruidegom geasst. met Catharina Boom op de "Roosegragt", bruid met haar moeder Grietje de Leeuw.
Moeder: Pietertjede Bruijn, dr. van Davidde Bruijn en Grietje Leendersde Leeuw, ged. NG te Amsterdam [nh] op 27 apr 1763 door Ds. Johannes de Lange (bron: GA A'dam dl. 56 fol. 49v) (getuigen: Pieter Boot en Jannetje Pieters), ovl. te Amsterdam [nh] op 13 mrt 1836.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Gerritten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
WillemSpringer, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Vader: JanSpringer, zn. van JanSpringer (mr. kuiper) en JannetjeBierdrager, ged. EL te Medemblik [nh] op 28 okt 1742, mr. timmerman, begr. te Amsterdam [nh] Nieuwe Lutherse Kerk, kerkgraf nr. 369 op 20 feb 1788, otr. te Amsterdam [nh] op 16 okt 1767, tr. (Schepenbank) te Amsterdam [nh] op 1 nov 1767.
Moeder: EngeltjePieters (Pietersen), dr. van JanPieters en MagteldSlootmans, ged. LU te Amsterdam [nh] op 1 mrt 1739 (getuigen: Jannes Mattheusz en Magtelt Dinklagen), ovl. te Amsterdam [nh] op 12 aug 1809, begr. te Amsterdam [nh] Wester Kerk en Kerkhof op 16 aug 1809 Engeltje Pieterse Weduwe Jan Springer in de Runstraat (DTB 1127, p.182vo en p.183).
Vader: HendrikDoetzen (Dutsen, Dutzen), geb. te Langwarden [ni, Duitsland] (kustplaatsje ten westen van Bremerhaven) circa 1745, otr. te Amsterdam [nh] op 22 apr 1774.
WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Egbertten Cate, geb. te Almelo [ov] op 7 mei 1837, ovl. te Almelo [ov] op 15 mei 1837.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Egbert Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 11 dec 1835, ovl. te Almelo [ov] op 19 apr 1836.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Jan CornelisSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 2 mrt 1813, EL, timmerman, hoofdopzichter Staats Spoorweg, architect, ovl. te Amsterdam [nh] op 17 dec 1891.
Opmerkingen Jan CornelisSpringer. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. Par. 2. (vervolg). Jan Cornelis Springer (1813-1891), timmerman. Van de vier gebroeders Springer heeft Jan Cornelis in zijn loopbaan de minste publiciteit genoten, hetgeen allerminst betekent, dat hij in begaafdheid bij hen ten achter zou hebben gestaan. Het verschil is daarin gelegen, dat bij de drie anderen de creativiteit zich in het artistieke vlak manifesteerde, terwijl bij Jan Cornelis een meer technische gerichtheid aan den dag trad. Zeker is, dat hij tussen zijn broeders een man met erkend gezag is geweest. Op 22 december 1842 trad hij te Amsterdam in het huwelijk met de Doopsgezinde Maria ten Cate (1821-1882), dochter van wijlen Gerrit ten Cate, in leven apothekersgezel, en van Lena Sipgen. Aanvankelijk treffen wij Jan Cornelis een aantal jaren als timmerman aan in de Lange Leidsedwarsstraat bij de Spiegelstraat. Vermoedelijk is hij omstreeks 1853 in dienst getreden bij de Staatsspoorwegen, waar hij zich de eervolle functie van hoofdopzichter bij de bruggebouw wist te verwerven. Ruim twintig jaar wisselde hij als zodanig regelmatig van standplaats, alvorens in 1875 naar zijn geboorteplaats terug te keren, waar hij op Binnen Brouwerstraat no. 9 domicilie koos. In de figuur van Jan Cornelis Springer presenteert zich de technische tak der familie. Deze traditie is later voortgezet door zijn kleinzoon en naamgenoot (1877-1941), hoofdingenieur bij Werkspoor en diens zoon Ir. Jan Frederik Springer, die thans bij de Rijkswaterstaat een vooraanstaande positie bekleedt.
Vader: WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Mariaten Cate, dr. van Gerritten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje)Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 18 okt 1821, ged. DG te Amsterdam [nh] op 21 nov 1841 (bron: GA A'dam arch. PA 565, b5, blz. 90) Lena Sipgen, moeder en Wilhelmina Johanna Nuhoff, behuwd zuster, ovl. te Amsterdam [nh] op 2 okt 1882.
Dirk ArnoldusSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 21 jan 1820, EL, timmerman, ovl. te Batavia [ja, Indonesië] op 6 apr 1850 (Ind. Alm. 1851 blz. 427).
Vader: WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Helena Christinaten Cate, dr. van Gerritten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje)Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 22 mrt 1832, ged. DG te Amsterdam [nh] op 25 mrt 1855 (bron: GA A'dam, arch. PA 565, b5, blz. 141), tapster, ovl. te Amsterdam [nh] op 11 jan 1909, tr. (2) met Johannes Jacobus Gijsbertvan Bergen. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Vader: Johannesvan Bergen, geb. circa 1800, ovl. voor 4 mei 1881, tr. na 13 aug 1832.
Moeder: Maria Catrinade Greeuw, geb. circa 1810, ovl. na 4 mei 1881, tr. (1) circa 1830 met JohannesKrommers, geb. circa 1807, schildersknecht, ovl. voor 1843. Uit dit huwelijk geen kinderen.
tr. te Amsterdam [nh] op 4 mei 1881 (getuige: o.a. Christiaan Gerrit Aukes, oppasser verdachten, 50 jr. te A'dam) met
Gerritten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Lena (Lientje)Sipgen, dr. van Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (kleermaker) en Pietertjede Bruijn, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Lena (Lientje)Sipgen, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Vader: Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (Ziepgem), zn. van HendrikSipgen en Anna Maria ChristinaOogen, ged. RK later Ned. Geref te Amsterdam [nh] op 19 jan 1762 (getuigen: Jurri Oogen en Theresia Ziepgem), kleermaker, ovl. te Amsterdam [nh] op 4 feb 1796, otr. te Amsterdam [nh] op 26 jan 1787 (bron: GA. A'dam DTB dl. 632 blz. 38) wonende beiden op de "Baangragt", bruidegom geasst. met Catharina Boom op de "Roosegragt", bruid met haar moeder Grietje de Leeuw.
Moeder: Pietertjede Bruijn, dr. van Davidde Bruijn en Grietje Leendersde Leeuw, ged. NG te Amsterdam [nh] op 27 apr 1763 door Ds. Johannes de Lange (bron: GA A'dam dl. 56 fol. 49v) (getuigen: Pieter Boot en Jannetje Pieters), ovl. te Amsterdam [nh] op 13 mrt 1836.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Gerritten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
WillemSpringer, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Vader: JanSpringer, zn. van JanSpringer (mr. kuiper) en JannetjeBierdrager, ged. EL te Medemblik [nh] op 28 okt 1742, mr. timmerman, begr. te Amsterdam [nh] Nieuwe Lutherse Kerk, kerkgraf nr. 369 op 20 feb 1788, otr. te Amsterdam [nh] op 16 okt 1767, tr. (Schepenbank) te Amsterdam [nh] op 1 nov 1767.
Moeder: EngeltjePieters (Pietersen), dr. van JanPieters en MagteldSlootmans, ged. LU te Amsterdam [nh] op 1 mrt 1739 (getuigen: Jannes Mattheusz en Magtelt Dinklagen), ovl. te Amsterdam [nh] op 12 aug 1809, begr. te Amsterdam [nh] Wester Kerk en Kerkhof op 16 aug 1809 Engeltje Pieterse Weduwe Jan Springer in de Runstraat (DTB 1127, p.182vo en p.183).
Vader: HendrikDoetzen (Dutsen, Dutzen), geb. te Langwarden [ni, Duitsland] (kustplaatsje ten westen van Bremerhaven) circa 1745, otr. te Amsterdam [nh] op 22 apr 1774.
WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Egbertten Cate, geb. te Almelo [ov] op 7 mei 1837, ovl. te Almelo [ov] op 15 mei 1837.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Egbert Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 11 dec 1835, ovl. te Almelo [ov] op 19 apr 1836.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Jan CornelisSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 2 mrt 1813, EL, timmerman, hoofdopzichter Staats Spoorweg, architect, ovl. te Amsterdam [nh] op 17 dec 1891.
Opmerkingen Jan CornelisSpringer. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. Par. 2. (vervolg). Jan Cornelis Springer (1813-1891), timmerman. Van de vier gebroeders Springer heeft Jan Cornelis in zijn loopbaan de minste publiciteit genoten, hetgeen allerminst betekent, dat hij in begaafdheid bij hen ten achter zou hebben gestaan. Het verschil is daarin gelegen, dat bij de drie anderen de creativiteit zich in het artistieke vlak manifesteerde, terwijl bij Jan Cornelis een meer technische gerichtheid aan den dag trad. Zeker is, dat hij tussen zijn broeders een man met erkend gezag is geweest. Op 22 december 1842 trad hij te Amsterdam in het huwelijk met de Doopsgezinde Maria ten Cate (1821-1882), dochter van wijlen Gerrit ten Cate, in leven apothekersgezel, en van Lena Sipgen. Aanvankelijk treffen wij Jan Cornelis een aantal jaren als timmerman aan in de Lange Leidsedwarsstraat bij de Spiegelstraat. Vermoedelijk is hij omstreeks 1853 in dienst getreden bij de Staatsspoorwegen, waar hij zich de eervolle functie van hoofdopzichter bij de bruggebouw wist te verwerven. Ruim twintig jaar wisselde hij als zodanig regelmatig van standplaats, alvorens in 1875 naar zijn geboorteplaats terug te keren, waar hij op Binnen Brouwerstraat no. 9 domicilie koos. In de figuur van Jan Cornelis Springer presenteert zich de technische tak der familie. Deze traditie is later voortgezet door zijn kleinzoon en naamgenoot (1877-1941), hoofdingenieur bij Werkspoor en diens zoon Ir. Jan Frederik Springer, die thans bij de Rijkswaterstaat een vooraanstaande positie bekleedt.
Vader: WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Mariaten Cate, dr. van Gerritten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje)Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 18 okt 1821, ged. DG te Amsterdam [nh] op 21 nov 1841 (bron: GA A'dam arch. PA 565, b5, blz. 90) Lena Sipgen, moeder en Wilhelmina Johanna Nuhoff, behuwd zuster, ovl. te Amsterdam [nh] op 2 okt 1882.
Dirk ArnoldusSpringer, geb. te Amsterdam [nh] op 21 jan 1820, EL, timmerman, ovl. te Batavia [ja, Indonesië] op 6 apr 1850 (Ind. Alm. 1851 blz. 427).
Vader: WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857, otr. te Amsterdam [nh] op 6 mei 1803.
Helena Christinaten Cate, dr. van Gerritten Cate (pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830) en Lena (Lientje)Sipgen (winkelierster), geb. te Amsterdam [nh] op 22 mrt 1832, ged. DG te Amsterdam [nh] op 25 mrt 1855 (bron: GA A'dam, arch. PA 565, b5, blz. 141), tapster, ovl. te Amsterdam [nh] op 11 jan 1909, tr. (2) met Johannes Jacobus Gijsbertvan Bergen. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Vader: Johannesvan Bergen, geb. circa 1800, ovl. voor 4 mei 1881, tr. na 13 aug 1832.
Moeder: Maria Catrinade Greeuw, geb. circa 1810, ovl. na 4 mei 1881, tr. (1) circa 1830 met JohannesKrommers, geb. circa 1807, schildersknecht, ovl. voor 1843. Uit dit huwelijk geen kinderen.
tr. te Amsterdam [nh] op 4 mei 1881 (getuige: o.a. Christiaan Gerrit Aukes, oppasser verdachten, 50 jr. te A'dam) met
Gerritten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
Vader: Adriaanten Cate, zn. van Gerrit (Gerardus)ten Cate (leraar der doopsgezinden) en Maria (Maritje; Maartje)Ouwejan, geb. te Westzaandam [nh] op 13 dec 1766, DG, koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo", ovl. te Almelo [ov] op 17 mrt 1812, otr. te Almelo [ov] op 30 mrt 1787 Zij vertrokken met attestatie van Almelo naar Wierden, tr. te Wierden [ov] op 19 apr 1787.
Moeder: Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo) en HendrinaWarnaars, geb. te Almelo [ov] op 13 apr 1768, DG, ovl. te Ambt-Delden [ov] te Deldenerbroek in huis nr. 27 (het Warmtink) op 9 mei 1823 ten 10.00 uur.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Lena (Lientje)Sipgen, dr. van Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (kleermaker) en Pietertjede Bruijn, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Lena (Lientje)Sipgen, geb. te Amsterdam [nh] in 1791, ged. NG te Amsterdam [nh] op 2 feb 1791 door Ds. Ernestus Philippus C. van Essen (59 p. 339 #7) (getuigen: Hannes Vonk en Lena Bruijn), winkelierster, ovl. te Amsterdam [nh] op 3 nov 1870.
Vader: Joannes Franciscus (Frans)Sipgen (Ziepgem), zn. van HendrikSipgen en Anna Maria ChristinaOogen, ged. RK later Ned. Geref te Amsterdam [nh] op 19 jan 1762 (getuigen: Jurri Oogen en Theresia Ziepgem), kleermaker, ovl. te Amsterdam [nh] op 4 feb 1796, otr. te Amsterdam [nh] op 26 jan 1787 (bron: GA. A'dam DTB dl. 632 blz. 38) wonende beiden op de "Baangragt", bruidegom geasst. met Catharina Boom op de "Roosegragt", bruid met haar moeder Grietje de Leeuw.
Moeder: Pietertjede Bruijn, dr. van Davidde Bruijn en Grietje Leendersde Leeuw, ged. NG te Amsterdam [nh] op 27 apr 1763 door Ds. Johannes de Lange (bron: GA A'dam dl. 56 fol. 49v) (getuigen: Pieter Boot en Jannetje Pieters), ovl. te Amsterdam [nh] op 13 mrt 1836.
tr. te Amsterdam [nh] op 11 jul 1821 met
Gerritten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 16 apr 1788, ged. DG te Almelo [ov], pakhuisknecht 1818; apothekersgezel 1819/20/21; drogist 1823/30; winkelier 1830, ovl. te Amsterdam [nh] op 21 aug 1841.
Opmerkingen Gerritten Cate. Gerrit ten Cate werd eerst op l juni 1826 op attestatie van Almelo als lidmaat van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam ingeschreven (zie: Gem. Arch. A'dam; lidmatenboek van de Vereenigde doopsgez. gemeente (Het Lam, de Toren en de Zon) te Amsterdam 1758-1884), hoewel hij reeds jaren daarvoor in Amsterdam verbleef. Hij had daar al geruime tijd een relatie met Lena Sipgen, met wie hij, nadat deze reeds drie kinderen van hem gebaard had, in 1821 in het huwelijk trad. Gerrit heeft velerlei beroepen gehad: pakhuisknecht, kantoorbediende, apothekersbediende en drogist en was met tussenpozen werkloos, zodat hij, zeer zeker vanuit het gezichtspunt van zijn Almelose familie, als het zwarte schaap van de familie gold. Zijn echtgenote Lena Sipgen was van gereformeerde huize. Gerrit en Lena woonden achtereenvolgens in de Keizersstraat (1818) te Amsterdam, de Nieuwe Looiersstraat (1820), de Dijkstraat (1821), de 2e Leliedwarsstraat (1823) en ten slotte in de Nieuwe Leliestraat. GA Kampen: NA Not. I. Augier, volmacht bij testament van Gerrit Teunisz ten Cate, aktenr. 2253, dd. 18 november 1826: Ik ondergetekende Gerrit ten Cate Adz, wonende te Amsterdam, verklare bij deze te constitueeren en magtig te maken den Heer Willem Leendertz, wonende te Kampen ten einde voor mij en mijnen naam, alsmede erfgenaam in den boedel van mijn onlangs te Kampen overleden Grootvader Gerrit ten Cate Thz. vermits het overlijden mijne vaders de ontzegeling van den zelven boedel te requeren voor mijn persoon daar en bij te vertegenwoordigen dezelve boedel zoo nodig te inventariseren, pure of onder beneficie van Inventaris te aanvaarden des aangaande de nodige acte te tekenen, de goederen te verkoopen, kooppenningen te ontvangen en daar voor te quiteeren, bij scheiding en deling namens mij te sisteren mijn aandeel te ontvangen en daar voor te quiteren en verder alles meerder te doen en te verrigten waartoe ik zelf present zijnde zou kunnen mogen en moeten doen. Alles onder belofte van approbatie ratificatie als volgens de wet. Amsterdam den 16 September 1826 [get.] G. ten Cate Adrz.
WillemSpringer, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Vader: JanSpringer, zn. van JanSpringer (mr. kuiper) en JannetjeBierdrager, ged. EL te Medemblik [nh] op 28 okt 1742, mr. timmerman, begr. te Amsterdam [nh] Nieuwe Lutherse Kerk, kerkgraf nr. 369 op 20 feb 1788, otr. te Amsterdam [nh] op 16 okt 1767, tr. (Schepenbank) te Amsterdam [nh] op 1 nov 1767.
Moeder: EngeltjePieters (Pietersen), dr. van JanPieters en MagteldSlootmans, ged. LU te Amsterdam [nh] op 1 mrt 1739 (getuigen: Jannes Mattheusz en Magtelt Dinklagen), ovl. te Amsterdam [nh] op 12 aug 1809, begr. te Amsterdam [nh] Wester Kerk en Kerkhof op 16 aug 1809 Engeltje Pieterse Weduwe Jan Springer in de Runstraat (DTB 1127, p.182vo en p.183).
Vader: HendrikDoetzen (Dutsen, Dutzen), geb. te Langwarden [ni, Duitsland] (kustplaatsje ten westen van Bremerhaven) circa 1745, otr. te Amsterdam [nh] op 22 apr 1774.
WillemSpringer, zn. van JanSpringer (mr. timmerman) en EngeltjePieters, ged. EL te Amsterdam [nh] op 31 mei 1778 door Ds. Jan Hendrik Vorstius (GA A'dam: 261 p. 168 (folio 110v) nr. 8) (getuigen: Willem Springer en Jannetje Bierdrager), timmerman, houtkoper (1817), aannemer van publieke bouwkundige werken, ovl. te Amsterdam [nh] 2e Weteringdwarsstraat K 2 Brt RB Nr. 294 op 21 okt 1857.
Opmerkingen WillemSpringer. otr.JPG/GDPim$]overl.jpg/GDPim$]. Bron: Kamper Almanak 1968. De familie Springer en haar relatie tot Kampen. Dr. J.H. A. Ringeling. par. 2. Willem Springer (1778-1857) en zijn drie oudste zonen. Vormde de kroniek van de familie Springer tot nog toe de wat eentonige geschiedenis van een gesloten en gedegen geslacht van gildebroeders uit de houtverwerkende bedrijfstak, met Willem Springer komt er meer relief in het beroepspatroon en breekt de vonk der genialiteit zich baan, die zich in de volgende generaties nog sterker zal manifesteren. Op 29 mei 1803 treedt Willem Springer te Amsterdam in de Oude Lutherse Kerk in het huwelijk met Maria Elisabeth Doetzen (1777-1848), de oudste dochter van Hendrik Doetzen en Beertje Matthijsen 11). Vermoedelijk is Hendrik Doetzen op dit tijdstip reeds overIeden; de bruid, die in de Vinkenstraat bij de Prinsengracht woont laat zich althans bij de ondertrouw op 6 mei 1803 12) door haar moeder assisteren. Op 21 maart 1804 ontvangt Willem Springer zijn poorterbrief als timmerman. Kennelijk moet het hem in zijn bedrijf wel voor de wind zijn gegaan, want op 20 januari 1809 weet hij de panden Spui no. 2 en no. 3 op de hoek van de Boommarkt, waar thans in een helaas omstreeks de eeuwwisseling hemieuwd complex de Athenaeum Boekhandel Spui 14-16 is gevestigd, voor een bedrag van f 4075,- van het Rooms Katholiek Oud Armenhuis in eigendom te verkrijgen 13). Daarnevens koopt hij op 15 mei 1809 van het echtpaar Dirk Heyting en Geertruy Brest een loods op de Baangracht tussen Reguliers- en Vijzelgracht voor de somma van f 800,- 14). Tot 27 maart 1848 zijn bovenvermelde panden in het bezit van de familie Springer gebleven, op welke datum zij in het Oude Zijds Heerenlogement publiek verkocht zijn. Voordien is Willem Springer echter reeds naar elders verhuisd. Wij signaleren zulks in het Algemeen Adresboek of Naamregister van de notabelste inwoners der stad Amsterdam voor het jaar 1839-1840, uitgegeven bij R. Stemvers, waar wij hem op pagina 241 als timmerman vermeld vinden. Op het adres Leidsegracht no. 6618 tussen Prinsengracht en Baangracht, welk pand na 1875 in Leidsegracht no. 90 vernummerd is. Aangezien echter noch het Archief noch de Universiteitsbibliotheek der hoofdstad over een aaneensluitende reeks adresboekjes, handelsalmanakken en naamregisters uit deze periode de beschikking heeft, blijken wij in dezen enkele jaren achter de feiten aan te lopen, want Willem Springer is reeds sedert 1834 officieel eigenaar van het hierboven vermelde pand benevens van een daarachter gelegen pakhuis in de Raamstraat. Op 14 april 1834 weet makelaar Anthonius Bemardus Zuure op de veiling in het Oude Zijds Heerenlogement dit complex voor de somma van f 3750,- voor hem te kopen; de overdracht zelf vindt plaats op 2 mei 1834 ten overstaan van notaris Mr. Pieter Lijndrajer Jr. 15). Woonhuis en werkplaats zijn afkomstig uit de nalatenschap van de op 31 december 1833 overleden stadsbeeldhouwer Paulus Josephus Gabriel 16). Tot 27 april 1846 blijft deze behuizing in het bezit van de familie Springer; dan wordt het opnieuw in het Oude Zijds Heerenlogement geveild. Na een werkzaam leven verhuist Willem Springer naar het huidige pand Kerkstraat 62 bij de Leidsestraat, waar hem op 17 januari 1848 zijn echtgenote Maria Elisabeth Doetzen ontvalt. Zijn laatste levensdagen slijt hij in het gezin van zijn zoon Comelis, waar hij op 21 oktober 1857 overlijdt. Het feit, dat van zijn vijf zonen - in totaal bezat hij tien kinderen - er drie een uitgesproken artistieke begaafdheid bezaten, een vierde zich tot een gedegen mathematicus ontplooide en stamvader van een ingenieursfamilie werd, doet verondersteIlen, dat ook de timmermanaannemer Willem Springer zelf een talentvol vakman is geweest. Als bewijs hiervoor moge in het bijzonder gewezen worden op het aandeel, dat Willem Springer en Gerrit Moele Jr. als timmermansbazen hebben gehad in de herstelwerkzaamheden van de op 18 september 1822 door brand verwoeste Ronde Lutherse Kerk, welke onder leiding van de stadsarchitect Jan de Greef 17) zijn uitgevoerd. Niet aIleen belandde het fraaie model van de door hem vervaardigde kap in 1899 in het Rijksmuseum, ook de uitvoering van het werkstuk zelf werd in hun handen gelegd 18). Naar het familieverhaal verluidt zou het in de bedoeling van vader Springer gelegen hebben zijn zonen in het aannemersbedrijf op te nemen en dit in een familiezaak om te zetten. Weliswaar is de oudste zoon in de periode 1823-1826 nog als onderbaas bij de herbouw van de Ronde Lutherse Kerk ingeschakeld geweest, doch de jongere generatie Springer bezat een te sterke dynamiek en creativiteit, om zich in een ondernemingsverband met een afgebakende taakverdeling te laten inpassen. Hun verdere levensloop heeft de juistheid van hun keuze volledig bewezen. Bronnen en aantekeningen:. 11) Hendrik Dutzen, omstreeks 1744 geboren te Langwarden, een kustplaatsje in het uiterste Noorden van Oldenburg,treedt op 8 mei 1774. te Amsterdam in het huwelijk met de bijna tien jaar jongere Beertje Matthijsen (ondertrouw Amsterdam 22 april 1774 DTB 747, pagina. 476). In de poorterboeken zoeken wij zijn naam tevergeefs. Het feit echter, dat hij in het bezit gesteld werd van het diploma van het op. 14 maart 1795 opgerichte Zeemanscollege,doet veronderstellen, dat. hij van origine varensgezelwas. 12) AmsterdamDTB no. 650, pagina 358. 13) Gemeente-Archief Amsterdam: Register. .van kwijtscheldingen 1809 no. 50. 14) Idem: Register van kwijtscheldingen 1809 no. 189. 15) Notarieel Archief Amsterdam no. 20278, akte no. 88. 16) Paulus Josephus Gabriel (1785-1833), schilder en beeldhouwer. Zie voor hem Thieme-Becker: "Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler" deel 13 (Leipzig 1920), pagina 17. Sinds 1820 was hij Directeur voor de Beeldhouwkunst van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. In de Amsterdamsche Courant van 2 januari. 1834 no. 2 verscheen een kort In Memoriam. 17) Jan de Greef (1784-1834), architect. Zie voor hem Thieme-Becker, deel 14 (1921) pagina 564 en het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa, deel 8, pagina 389. De Greef verwierf onder meer bekendheid door het verbouwen van het lustslot Soestdijk en het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde in Den Haag. Op 31 mei 1820 werd hij aangesteld tot Stadsarchitect van Amsterdam als opvolger van Abraham van der Hart. 18) Zie W. J. Kooiman: "De ronde Luthersche Kerk te Amsterdam" (Amsterdam 1941), pagina's 148 t/m 151.
Egbertten Cate, geb. te Almelo [ov] op 7 mei 1837, ovl. te Almelo [ov] op 15 mei 1837.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.
Egbert Antonyten Cate, geb. te Almelo [ov] op 11 dec 1835, ovl. te Almelo [ov] op 19 apr 1836.
Vader: Hendrikten Cate, zn. van Adriaanten Cate (koopman, later "commies te voet bij de Vereenigde Rechten te Almelo") en Gezinaten Cate, geb. te Almelo [ov] op 29 sep 1789, zeepzieder, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 1 jan 1876, tr. te Almelo [ov] op 5 jul 1822.
Moeder: Henriëtte Gezinaten Cate, dr. van Hendrikten Cate (koopman te Almelo, lid van de fa. H. ten Cate Hzn. ald.) en FocalinaCoster, geb. te Almelo [ov] op 10 jun 1799, ovl. te Neuenhaus [ni, Duitsland] op 27 dec 1849.